Cicatrix, het zichtbaar achtergebleven teeken aan de huid van de samengroeiing der randen van een wond. De vorm van het L. hangt veel af van de wijze, waarop de wondgenezing tot stand is gekomen.
Heeft hierbij geen ettering plaats gehad, dan is het L. een smalle lijn (lineair L.); heeft de wond echter sterk geëtterd, dan is het L. breed en onregelmatig. Versche L. zijn rosé of blauwachtig en zacht, oudere worden wit en hard. Hoewel de gevoelswaarneming aan de oppervlakte in den regel verminderd is, kunnen zij toch de zetel zijn van hevige pijnen. Sommige L. zijn vlak, op het niveau der huid, andere daarboven uit of zijn meer of minder diep ingetrokken, vastzittend aan de er onder gelegen deelen. L. zijn dikwijls van groot belang voor den geneesheer, als vingerwijzing voor de diagnose; zoo b.v. de L. na syphilitische en scrophuleuse verzweringen. Een bijzondere vorm van L. zijn de striae, zie aldaar. Een beenlitteekea draagt den naam van callus.