maagdenvlies, het vlies dat bij het meerendeel der vrouwen in maagdelijken toestand gedeeltelijk de voorste opening der vagina afsluit; het is een slijmvliesplooi, uitgespannen daar, waar de uitwendige schaamdeelen overgaan in de scheede (aan de grens van vulva en vagina). De vorm van het H. is verschillend; meestal halvemaan-, soms ring- of schijfvormig; in het laatste geval in het midden met een of meer kleine openingen.
Door springen, vallen, rijden, enz. kan het waarschijnlijk niet worden verscheurd, daarentegen kan het van nature ontbreken; in weer andere gevallen bezit het een zoo groote elasticiteit, dat het ook bij den coïtus niet scheurt, zoodat afwezigheid of aanwezigheid van het H. geen bewijs inzake de virginiteit (maagdelijkheid) oplevert. Een of meer openingen in het H. zijn noodzakelijk voor het afvloeien van het bloed bij de maandelijksche zuivering. Is er geen opening (H. imperforatus) dan hoopt zich het menstruaalbloed daarachter op, en zet scheede en baarmoeder uit. In een dergelijk geval moet door den arts hulp gebracht worden. Na de verscheuring van het H. bij den eersten bijslaap blijven slechts wratachtige franjes achter, carunculae myrtijormes. De bij deze verscheuring optredende bloeding gold bij verscheidene volken der oudheid als bewijs van de maagdelijkheid der bruid; nog heden is dat het geval bij Mooren, Joden in het Oosten, Samojeden, enz. In Sierra Leone wordt, bij ontbreken dezer bloeding, het huwelijk nietig verklaard. Bij oude maagden wordt het H. dikwijls taai.
