een uit Indische hennep (cannabis indica) gewonnen verdoovingsmiddel, dat in het Oosten op verschillende wijze bereid wordt; de gedroogde H. wordt als „bang” gerookt; verder maakt men er vette aftreksels van, door met water en boter te koken; ook wordt het gebruikt in den vorm van likeuren of bonbons. Kleine giften werken opwekkend op het zenuwstelsel.
Bij grootere giften treedt een soort droomtoestand op, met de aangenaamste hallucinatie's; langzamerhand worden deze beelden en voorstellingen vager, tot zij plaats maken voor een diepen slaap. Chronisch gebruik voert tot lichamelijke en geestelijke uitputting. Het middel wordt voor geneeskundige doeleinden weinig gebruikt; de preparaten uit den handel hebben menigmaal vergiftiging veroorzaakt.