lijm, in zuiverder vorm gelatine. Zij is in koud water onoplosbaar, doch zwelt daarin op; in warm water is zij oplosbaar; de oplossing stolt bij afkoeling tot een gelei; op dit vermogen tot geleivorming berust de groote technische beteekenis der G. als lijm.
Zij wordt verkregen uit de grondzelfstandigheid van het bindweefsel (pezen, banden, beenderen), en wel door langdurig koken daarvan in water, liefst onder hoogen druk. Daarbij wordt liet in het bindweefsel bevatte collageen omgezet in G. Gedroogd geeft de zuivere G. buigzame, glasachtig doorzichtige platen. Zij heeft waarde als voedingsstof, doch kan de eigenlijke eiwitstoffen van het voedsel niet vervangen. Zij wordt door maagen pancreassap verteerd. Therapeutisch wordt G. gebruikt voor verbanden, alsook, wijl zij het stollingsvermogen van het bloed verhoogt, tegen inwendige bloedingen; vergelijk Gelatine.