Gepubliceerd op 02-04-2021

Big

betekenis & definitie

s., bigge(l); afgewende —, tidige bigge; afgewendedie in het land loopt, loper (baerch); — die nog bij de zeug is, tatebigge; — van nog geen jaar oud, sp(j)alling; gesnedenv. h. mannelijk geslacht, bargebigge(l); -gen werpen, bigje, biggelje; Guinees -getje, bargemotsje (it), marmotsje (it).

< >