Wat is de betekenis van Big?

v. (-gen), 1. jong van het varken; 2. (gew.) scheldnaam voor een recruut, voor leerlingen ener Hogere Burgerschool, van een gymnasium; 3. (gew.) kleine stoffer (vgl. varken).

Big

Het begrip big heeft 2 verschillende betekenissen: 1) jong van een varken. jong, nog onvolwassen varken; jong van een varken. 2) jong van een wild zwijn. jong, nog onvolwassen wild zwijn; jong van een wild zwijn.

1) (1895) (scheldw.) leerling van een school, hoger dan de volksschool. • big; bigge (onzijd.), verkleinw. biktje, bigtje; letiense biggen, schertsenderwijs voor: leerlingen eener Latijnsche school; franse biggen: op eene zoogenaamde Fransche school gaande leerlingen. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895) &...

big - Zelfstandignaamwoord 1. (veeteelt) (zoogdieren) een jong van het varken ♢ Zij vindt biggetjes erg schattig. Verwante begrippen zeug, beer, barg

Big - scheldnaam voor een rekruut. Soms verfraaid tot strontbig. Een big is een nog niet volwassen varken, vandaar deze betekenis. Sedert ca. 1860 in deze zin gebruikt. Telkens kletsen die biggen er een kameraad in en de sergeants waren ieder ogenblik het slachtoffer. - A.M. de jong, Frank van Wezels roemruchte jaren (1928) ... ze begonnen overdra...

big - zelfstandig naamwoord 1. jong van een varken ♢ hoeveel biggen heeft het varken gekregen? Zelfstandig naamwoord: big de big de biggen het biggetje

kind (in andere dialecten of groepstalen ook wel larje of kippetje genoemd): Maar haar kerel bedreigde haar in de bedsteê met een scheermes als ze zich niet naar zijn heete lusten wou wringen. Nu zat ze al met negen biggen, QUERIDO 1, 37.

(Wet) Beroepsuitoefening Individuele Gezondheidszorg.