I. tire: ’t trekken; voleur à la tire, zakkenroller; tout d’une tire, achter elkaar.
II. tiré: 1. vermoeid en vermagerd; tiré à quatre épingles, om door een ringetje te halen, zeer netjes, in de puntjes; 2. betrokkene.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: