jaargetijde, seizoen; (geschikte) tijd; la saison nouvelle, de lente(tijd); la saison des frimas, de wintertijd; la saison des semailles, de zaaitijd; faire une saison à Vichy, een (bad)kuur doen te V.; être de saison, van pas zijn, geschikt zijn; ces... ne sont plus de saison, die... zijn uit de tijd, hebben afgedaan; hors de te onpas, ontijdig, te ongelegener tijd.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk