woord (ook: erewoord), parool; spraak; gezegde; (ma) parole! op mijn (ere)woord!; de bonnes paroles, vriendelijke woorden; de grosses paroles, grove (scheld)woorden; la parole de Dieu (divine), Gods Woord: tout cela n'est pas parole d'Evangile, dat is allemaal geen Evangelie; parole d'honneur!, op mijn erewoord!; homme de parole, een man van zijn woord; adresser la parole à qn., iem. aanspreken, het woord tot iem. richten; avoir la parole facile, welbespraakt zijn; avoir la parole haute, een hoge toon voeren; je n'ai qu'une parole, on n'a pas deux paroles, een man een man, een woord een woord; couper la parole à qn., iemand in de rede vallen; iemand het spreken beletten; fausser parole à qn., zijn woord niet houden t.o.v. iem.; porter la parole, het woord voeren; perdre la parole, de spraak verliezen; retirer la parole à qn., iem. het woord ontnemen; assez de paroles (comme ça)!, er zijn nu woorden genoeg gewisseld; être de parole, zijn woord houden; sans paroles, zonder woorden; sprakeloos; sur (sa) parole, op zijn erewoord; la parole est d'argent et le silence est d'or, spreken is zilver en zwijgen is goud.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk