nagel; klauw; hoef; ongles en deuil, nagels met rouwrandjes; avoir les ongles crochus, lange vingers hebben; schraapzuchtig zijn; se faire les ongles, zijn nagels knippen en verzorgen; rogner les ongles à qn., iemands macht fnuiken (hem kortwieken); se ronger les ongles, op zijn nagels bijten; fig. zitten springen van ongeduld; donner sur les ongles, op de vingers tikken.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk