I. mager; schraal; dun; dor; pover; ondiep [v. water]; maigre diner, karig maal; diner maigre, middagmaal zonder vleesspijzen; repas maigre, maaltijd zonder vlees; maigre soupe, dun soepje; soupe maigre, soep zonder vet; faire maigre, zich van vleesspijzen onthouden;
II. ’t mager [v. vlees]; ondiepe plaats [in rivier]; ombervis.