I. smelten, gieten; vermengen, ver-, samensmelten;
II. (weg)smelten, zich oplossen; ontdooien; verdwijnen, slinken; fondre en larmes, in tranen wegsmelten; fondre en sueur, druipen van ’t zweet; fondre sur, zich storten op, neerkomen op, neerschieten op, aanvallen op, losstormen op, inhakken op;
III. se fondre, (weg)smeiten, zich oplossen; ver-, samensmelten; ontdooien; verdwijnen, slinken; le ciel (se) fond en eau, 't regent, dat ’t giet.