Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Gepubliceerd op 25-05-2022

Bonhomme

betekenis & definitie

I. (mv. bonshommes) Joris Goedbloed; oude man, ouwe heer; mannetje, man, vent; poppetje [tekening]; bonhomme de neige, sneeuwman, -pop; faire le bonhomme, poeslief zijn, zich onnozel houden; aller son petit bonhomme de chemin, rustig voortgaan; kalm zijn eigen weg volgen; faire son petit bonhomme de chemin, het aardig ver brengen;

II. goedmoedig, gemoedelijk; onnozel.

< >