I. wapen, geweer; armes, krijgsdienst; schermkunst; wapen(schild); arme blanche, blank wapen, zijdgeweer; armes savantes, technische wapens (artillerie, genie); arme à feu, vuurwapen; arme de trait, schietwapen; faire arme de tout, alle middelen aanwenden; faire des armes, schermen; faire ses premières armes, zijn eerste veldtocht doen; zijn eerste proeve afleggen; aux armes!, te wapen!; in ’t geweer!; avec armes et bagages, met pak en zak; le métier des armes, het beroep van militair; les armes sons journalières, de krijgskans is wisselvallig; ’t kan verkeren.
II. gewapend; béton armé, gewapend beton.