I. aankondigen, berichten (à aan), ter kennis brengen (van), aanzeggen, verkondigen (aan), afkondigen, bekend maken, melden, boodschappen, aanmelden, aandienen (bij), verraden, te kennen geven [bedoelingen], blijk geven van [moed], beloven, voorspellen; adverteren;
II. s’annoncer, zich aankondigen; cette affaire s'annonce mal, die zaak laat zich slecht aanzien, belooft niet veel.