Een wippertje is een glaasje sterke drank dat naar binnen wordt 'gewipt'. Voor het eerst gevonden in het Saturdags kroegpraetje van 7 maart 1787: Kom Koose, nouw mag je wel een dubbelt glaasje geven, want zoon klein wippertje helpt niet veul niet, voor drie deftige gezonde harten.
De inmiddels totaal vergeten schrijver A. Gijsberti van Hodenpijl gebruikte het woord in 1842 in zijn roman Willem van Bergen: Ik gebruik nooit geen sterken drank, verontschuldigde zich Wijbrand. Geen regel zonder uitzondering! riep van Beveren, en op mijn vriendelijk verzoek, zult ge met mij een wippertje nemen. Ook veel andere schrijvers hebben het wippertje vereeuwigd, onder wie Justus van Maurik, J.J. Cremer en Henri Hartog. Van Lennep kenmerkte het in 1856 als 'zeemanstaal' en gaf als de- finitie: 'slok, in der haast gedronken'. Het is later ook als Bargoens beschouwd.
De Friezen kennen het zowel als wip en wipperke. Uit dialectonderzoek blijkt dat wippertje nog altijd veel wordt gebruikt, vooral in Noord-Brabant. Het is ook gesignaleerd in Hasselt. Van Dale vermeldt het wippertje sinds 1924. Het Duits kent het soortgelijke Wuppdich. De Engelsen spreken van tiddlywink.