Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 07-02-2017

Sjakkeltje

betekenis & definitie

Sjakkeltje is in 1775 voor het eerst gevonden, in de levensbeschrijving van een anonieme 'ongelukkige Amsterdammer'. Hij beschrijft hoe hij in zijn jonge jaren, nog voordat hij naar Indië vertrok op zoek naar avontuur, de bloemetjes buiten zette met een paar hoeren die hij had ontmoet in de Joodse Houttuinen.

Men dronk uit ten treure klare jenever uit een theekopje, want glazen hadden ze niet. Eindelijk kwam men zo ver dat men naar bed zou gaan, maar ik zag geen bedstee. Een van die nimphjes deed een deur open. [...] Zij riep: 'Etten, wilster een sakkei heb- ben?' [...] De oude rabbijnder dronk trouwhertig van onze janne- ver, zodat ik leerde, dat jannever op zijn joods "sakkei" heette. De borrel naam is later in diverse bronnen gevonden, onder andere als sakkei, schakkel(tje), schokkel(tje) en sjakkel. De belangrijkste Nederlands-Jiddische studie geeft sjakkeltje als standaard- vorm.

Het woord is gevormd van het Hebreeuwse sjeehakkol 'die alles doet ontstaan'. Met dit woord begint de Hebreeuwse lofzegging vóór het nuttigen van spijzen of dranken waarvoor geen speciale lofzegging geldt. Men zei te veel sjeehakkol maken voor 'te veel sterke drank gebruiken'. Ook het werkwoord sjakkelen 'pimpelen' is van dit Hebreeuwse woord afgeleid. Een 'kroeg' of 'herberg' werd aan het begin van deze eeuw in de Amsterdamse dieventaal wel een sjaskelbajes genoemd, een 'drink gevangenis'. Kort voor de Tweede Wereldoorlog is de borrel naam sjakkeltje nog gehoord in Winschoten, dat toen een bloeiende joodse gemeente had.

< >