Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 05-05-2018

Sinaasappel

betekenis & definitie

(1676, uit het Frans) bekende zuidvrucht met oranje schil

De geschiedenis van de sinaasappel is nooit uitputtend beschreven. Er bestaan wel verschillende boeken over citrusvruchten in het algemeen, maar een doorwrochte monografie over de sinaasappel in historisch, sociaal-cultureel en pomologisch perspectief - helaas, we kunnen er slechts naar uitzien. Terwijl er toch zulke boeiende hoofdstukken te verwachten zouden zijn. Zoals: De sinaasappel als luxe-artikel, De sinaas- appel als volksfruit, De oranjerie, Sinaasappels als grondstof voor parfum, marmelade en likeur, 'Jongens van de sinaas- appelkleur': de sinaasappel als verzetssymbool in de Tweede Wereldoorlog, De uitvinding van de navel, De sinaasappelhuid, Kwiksinaasappels als politiek pressiemiddel, enzovoorts. Ook een hoofdstuk over de herkomst van het woord zou niet mogen ontbreken. Dit laat zich in één zin samenvatten: de sinaasappel is naar China genoemd, het land van herkomst. Maar om tot deze conclusie te komen is er in de afgelopen 150 jaar onder taalkundigen heel wat afgekibbeld.

Het begon met de zure of bittere sinaasappel. Die werd omstreeks de 9de eeuw door de Arabieren meegenomen uit India. De Indiërs noemden de vrucht naranga. Dit betekent 'welriekende geur' en 'binnenste'.

Tegen de 12de eeuw werd de bittere sinaasappel op grote schaal gekweekt in onder andere Afrika, Spanje en ook Palestina. Daar ontdekten de kruisvaarders de vrucht. Ze vonden hem zo lekker dat ze hem meenamen naar huis, zoals zij ook deden met gaas (z.a.), de provincieroos (z.a.) en een hoop andere spullen. Met de sinaasappel verbreidde de Indische naam naranga zich vervolgens als een olievlek over Europa. In veel talen werd de begin-n weggelaten, omdat die werd ervaren als het restant van een lidwoord. In Frankrijk sprak men na verloop van tijd van orange, volgens sommigen naar de goudgele kleur (or) van de vrucht, volgens anderen onder invloed van de naam van de stad Orange, waar druk in bittere sinaasappels werd gehandeld.

In Nederland sprak men aanvankelijk van appelen van arancen, later - in navolging van het Frans - van oranje(appels). Omstreeks 1548 stuurden Portugese missionarissen vanuit het zuiden van China zaden naar Europa van een heel andere sinaasappel, namelijk de zoete variant. Deze zaden groeiden uit tot de Europese oerboom die in de 19de eeuw nog te zien zou zijn geweest in de tuin van graaf St. Laurent in Lissabon. Na Portugal veroverde de zoete sinaasappel Italië en van daaruit in razend tempo de rest van Europa. Er waren nu twee sinaasappels op de markt: een bittere en een zoete. Hoe moest je de nieuwe van de oude onderscheiden? Door er de naam van het land van herkomst aan vast te plakken. Zo zijn bij ons onder meer de volgende benamingen aangetroffen: Appel

Sina of Lisbonse Oranje Appel (1676), Chinas-appelen (1682), appelen Chinaas (1685), Appel-Sina (1692) en Sinaas-Appelen (1693).

Ondertussen beleefde de vrucht een kleine maatschappelijke revolutie. In het begin was de zoete sinaasappel namelijk voorbehouden aan de happy fèw. Men at de vrucht slechts bij feestelijke gelegenheden of bij ziekte. Maar al snel werden enorme hoeveelheden sinaasappels vanuit Zuid-Europa naar Amsterdam verscheept en reeds in 1682 beklaagde de Utrechtse schoolmeester Simon de Vries zich erover dat de sinaasappel zelfs de tanden van dienstmaagden 'te bezuren' had.

Als de herkomst van het woord sinaasappel zo duidelijk is, waar hebben de taalkundigen dan over gekibbeld? Voornamelijk over de volksnaam appelsien, die in de 18de eeuw ontstond. Men meende dat die verwees naar de Siciliaanse havenstad Messina, waar tot in de 19de eeuw de sappigste sinaasappels vandaan kwamen. Deze theorie heeft vooraanstaande aanhangers gehad, laatstelijk in 1965, maar wegens gebrek aan bewijs heeft men haar inmiddels verlaten.

Overigens had het woord appelsien internationaal succes. In de 18de en de 19de eeuw voorzag Amsterdam (samen met Hamburg) een groot deel van Noord-Europa van sinaas- appels. Het woord appelsien reisde mee, en veroverde zich een plaatsje in onder meer het Duits, Deens, Zweeds en zelfs in het Russisch (namelijk als apel'sin). Ook dit laatste wapenfeit zou een plaatsje verdienen in een monografie over de sinaasappel.

Engels orange (14de eeuw orenge, 17de eeuw China orange); Duits Apfèlsine (begin 18de eeuw o.a. Apel de Sina, Appelsina, Chinaapfèl); Frans orange (1200 pume orenge, ±1700 pomme de Sine).

China en zijn inwoners komen in allerlei samenstellingen voor, waaronder chinezenbaard 'kleine dunne baard', chinalak, chinatalk en chinazuur. In Suriname wordt met het woord chinees een mensenvlo aangeduid, bij ons een soort porselein. Zoals bekend betekent chinezen in de drugscene '(verhitte) heroïne snuiven', en staat chineesje voor een 'hoeveelheid heroïne die in één keer kan worden opgesnoven'.

Met chiné wordt een gevlamd weefsel met van tevoren bedrukte kettingdraden aangeduid. Dit woord is afgeleid van het Franse chiner 'vlammen (van stoffen)', van Chine (China), dus bewerkt op de Chinese manier. Het lamsbont kalgan dankt zijn naam aan de Chinese plaats Kalgan, tegenwoordig Zhangjiakou geheten. Deze bontsoort werd omstreeks 1950 in Europa geïntroduceerd.

Shantoeng of shantung is een stof die wordt gebruikt voor tropen- en strandkleding. Het is genoemd naar de plaats van herkomst, de Chinese provincie Shan Tung (Shandong). Wij leenden dit woord uit het Engels. Snees is een Bargoens woord voor opkoper van gestolen goederen. Het dateert al uit de 17de eeuw. Het is een verbastering van Chinees en werd indertijd onder zeelieden gebruikt voor sjacheraar 'omdat de Chineesen groote schaggeraars zijn'.

Zie verder bij shanghaaien, pekinees en pek.in.

SINAASAPPEL: Nieuwenhuis Aanhangsel 4 (1838) 756; WNT 111 (1898) 566; TNTL 28 (1909) 206; Franck & Wijk Etym. wdb. (19122) 609; WNT 1112 (1916) 2012-2013; Vercoullie Etym. wdb. (1925') 14 ; J. Grauls, 'Oranje. appelsien en lemoen·, in: /sidoor TeirlinckA/bum (1931); Haeringen Suppl. etym. wdb. (1936) 151; WNT XIV (1936) 1366- 1367; TNTL 62 (1942) 215-216; WNT Suppl. 1 (1956) 1412; F. Debrabandere 'Kortrijks Gijnappel contra Sijnappel', in: Biekorf 66 ( 1965) 409-41 1; Vries Ned. etym. wdb. (197 /) 641; H. Hogerheijde, 'Onderzoek naar regionale namen van citrusvruchten', in: Taal en Tongval 31 (1979) 24-40.

< >