Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

poppensnor

betekenis & definitie

(overijverige) politieagent; lepert

In 1941 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1972 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, van Endt en Frerichs. Naar de zwaarbesnorde Amsterdamse politieagent Hendrik Blonk (1893-?), bijgenaamd Pietje Poppesnor of Snorrekop. Blonk werkte bij bureau Raampoort in Amsterdam en stond te boek als overijverig. ‘Blonk’, zo schreef Het Kompas op 13 september 1947, ‘was een van de hardnekkigste dievenvangers die ooit in de straten van Amsterdam rondliep, een kerel, die dood noch duivel vreesde en maar één hartstocht kende: succes hebben. [...] Hij had de opvatting, dat elk middel hem dienstig was om zijn doel te bereiken. Hij deinsde voor niets terug.’

Een tijdlang verschenen er in een niet nader genoemde krant berichten over Blonk, aldus Het Kompas. ‘Iedere ochtend en iedere avond, las het publiek over Blonk’s daden. “De bekende rechercheur”, “de vermaarde dievenvanger”, “de kenner van de onderwereld” -- het was Blonk voor en Blonk na. De man sloeg volkomen op hol en conspireerde met de halve onderwereld om de andere helft te vangen.’ Pas veel later zou blijken dat Blonk deze krantenberichten allemaal zelf schreef. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Blonk een beruchte ‘jodenjager’.

• ‘Se komme de stoep op: ferdomme, se sloan ’r op los mit leire stokke!’ ‘Oewoe-oe-oe-oe! poppesnor.’ ¶ G.P. Smis, Wonde plekken (1941), p. 270
• Ik snoot mijn neus tussen mijn vingers, die ik daarna aan het tafelkleed afveegde terwijl Oom Wout zonder een woord een cheque voor een ton uitschreef. Maar nu zag ik voor het eerst een zweem van een glimlach op zijn gezicht. Daarom zei ik gauw: ‘Nei Pietje Poppesnor, gein #gebbetjes. An taunder!’ ¶ Leonhard Huizinga, Adriaan met Olivier natuurlijk (1977), p. 134

< >