portemonnee, portefeuille
Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht, in de vorm plavin (‘portefeuille’). In de vorm platvink voor het eerst vermeld in 1906, in De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke geeft onder meer als voorbeeldzinnen: ‘Ik knijsde dat de platvink werd gelicht’ (‘ik zag dat de portefeuille werd gerold’) en ‘Hij zei, dat er noppes in de platvink steunde’ (‘hij zei dat er niks in de portefeuille zat’). In literaire bronnen aanvankelijk vooral aangetroffen als platvin -- dus zonder ‘k’.
• Achter de gordijn sloop hij dan stiekem in en roofde platvin, oksenaar en al wat er te gappen was. ¶ Is. Querido, Van Nes en Zeedijk (1915), p. 336. De schrijver verklaart de betekenis in een voetnoot.
• Hij doet alles wat God verbooje heit en koopt voor de voet op, maar as ’t op betale ankomt, is ie z’n platvink of z’n geheuge kwijt. ¶ Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar (1935), p. 27