oplichter
In 1947 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst.
• Hij was een platstoter en een oplichter, een fantast en een vervalser, maar hij was het allemaal in de perfectie en daarom vond hij, dat hij het toch tot iets had gebracht. ¶ S. de Vries, De fakir van de Prinsengracht (1947), p. 6
• De Loense, nee dat was ’n gespecialiseerd platstoter, een slimme, en geen onaardige knaap. ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 15. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.