Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

planjeren

betekenis & definitie

huilen

Omstreeks 1860 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, opgesteld door M. Verwoert, indertijd directeur van een gevangenis te Utrecht, in de vorm pleinjenen. Vervolgens in 1921 door J.G.M. Moormann te Lochem in Gelderland opgetekend uit de mond van een circa vijftigjarige ‘gevogeltekoopman’, als planjen. E.G. van Bolhuis vermeldt het in 1937 in De Gabbertaal als planjeren en geeft als vaste verbinding de planjervaart maken voor ‘zich met huilen er zien uit te redden’. Ook aangetroffen als planjenen.

Omstreeks 1910 dichtte Louis Contran, in een ‘Brief van een moeder aan haar zoon, die in de gevangenis zit’:

Ik knies me door, ik ga nog half kapot
Ik planjer dag en nacht maar kwijl en sjnot
’t Is stil in huis, maar voordat ik ga leggen
Me Sammie Heb, mot ik je nog wat zeggen
Ik zit hier op het randje van je bed
En in m’n jedajiem [handen] heb ik je schein [mooi] portret

• Verrek, dat mens begon te planjenen! Dat moest ze nou niet doen, daar kon Flippie nooit tegen. ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 196. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
• ‘Ze staat heus niet aan m’n groeve te planjeren, als ik straks de moord ben gestoken; het gaat er haar alleen maar om om zoveel mogelijk van me af te pakken.’ ¶ M. van Amerongen, De roerige wereld van Pistolen Paul (1968), p. 32. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.

< >