doden, vermoorden
In 1858 voor het eerst opgetekend, in het levensverhaal dat ‘een ontslagen gevangene’ vertelde aan mr. C.J.N. Nieuwenhuis. Köster Henke geeft in 1906 in De Boeventaal als voorbeeldzin: ‘Hij moet genifterd worden.’ Via het Jiddische niftern (‘doen sterven’) ontleend aan het Hebreeuwse niftar (‘overleden’). Als afleiding is nifteraar gevonden, voor ‘halsafsnijder’.
• ’t Komt bij ons maar zelden voor; de menschen zijn hier nuchterder, en boeven, die bij ons uit nifteren gaan, bestaan er bijna niet. ¶ Jan Feith, Op het dievenpad (1907), p. 149. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
• Karel’s vooze liefdehandel zou worden overgeklapt. Van hém natuurlijk, maar ook van Burk, even laag en gemeen weggezakt als hij, al nifterden ze niet. ¶ Is. Querido, Mooie Karel (1925), p. 408. De schrijver verklaart de betekenis (‘moorden, dooden’) in een voetnoot.