nifteren
(1858) (Barg.) doden; vermoorden. Bij Köster Henke (1906): 'Hij moet genifterd worden': hij moet gedood worden. 'Nifterik' is Bargoens voor mes. Vgl. mollen*. • Want sabberen (diefstal met braak) is mij te gemeen en nifteren (moorden) maakt u pijger (dood). (Conrad Jacobus Nicolaüs Nieuwenhuis: Mijn verblijf in de gemeenschappelijke...