commissaris van politie
In 1879 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt het in een rijmpje: ‘Och meneertje heb meelij met mijn,/ Ik zal nooit weer lazerus zijn.’ Ook aangetroffen als mijnheertje. ‘De naam herinnert aan den ouden tijd’, aldus het Algemeen Handelsblad op 14 juli 1920, ‘toen Mijnheer de Schout en zijn rakkers zorgden voor de veiligheid in de stad.’ Men zei ook de nacht bij meneertje doorbrengen voor ‘in het arrestantenhok zitten’.
• ‘’s Morgens moest ik voor meheertje komen: die schreef mijn naam op en waar ik woonde; toen kreeg ik een boterham en een kom koffie.’ ¶ Justus van Maurik, Uit het volk (1879), p. 21
• Die gocheme Snokkie [had] ’n flater begaan: den vorigen ochtend had ik werempel zoo’n flanelle hemmetje angetrokke, dat die knape van den schoolvos hadden gegapt, en dat ding daar sting ik nou mee voor meneertje. ¶ M.J. Brusse, Snok en Sam (1911, tekst uit 1903), p. 57
• ‘Zodra er #gebrand is, moet m’n vader bij meneertje komen, ook als ie van niks af weet.’ ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 58