Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 07-02-2017

Kolendrager

betekenis & definitie

Kolendrager is in de betekenis 'borrel' in 1881 voor het eerst gevonden, in Gent. Ook kort na 1900 werd deze borrel naam daar nog gebruikt, in de vorm kooldrager. Net als turfdragers - zie turf dragertje - hadden kolendragers de naam overmatige jeneverdrinkers te zijn. Zij kregen vaak in de kroeg uitbetaald, een situatie die in Vlaanderen tot 1919 bleef bestaan.

De gevolgen hiervan zijn in 1912 prachtig beschreven door de Amsterdamse schrijver Israël Querido, in De Jordaan:
Tusschen die werkers stonden de driftige en geldgierige kasteleins; langs den wal, tot de kolen-kerels werden uitbetaald, op Zaterdag-noon. Want onder de neurie [jenever] hadden ze van hun verdiensten geklapt, zodat de herbergiers precies wisten wat het werkvolk beuren moest. Er werd meestal zóó heet geslurpt dat, na blankstrijking van de lat, hun loon tot een droevig duitje geschrompelde. Dan werd er gevloekt, geschimpt en geknokt, maar de gelag-bazen, stronken worstelaars voor hun belang en in billijkheid opeisend wat hun toekwam, lieten niet los.

Ook andere sjouwers hadden de reputatie zuiplappen te zijn. Dit blijkt onder andere uit uitdrukkingen als hij is zoo dronken als een pakdrager en hij vischt met jenever naar sjouwers - uitdrukkingen die in 1874 werden opgetekend. Van iemand die zwaar dronken was zei men in Vlaanderen: hij is kooldragerszat. Vergelijk koetsiertje en stokersmastelle.

< >