Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

knijsen

betekenis & definitie

kijken; (leren) kennen; begrijpen; vertrouwen

Omstreeks 1600 voor het eerst aangetroffen, in enkele kluchten uit Brouwershaven. Hierin is sprake van becnoesten voor ‘bekijken’, knousen voor ‘kennen’ en beknuisde voor ‘zag’. Vervolgens omstreeks 1860 gevonden in de vorm aankneisen (‘aankijken’) en in 1906, in De Boeventaal van Köster Henke, opgenomen als knijzen en knijtsen voor ‘kijken’, samen met beknijsd voor ‘bekend’. Köster Henke geeft onder meer als voorbeeldzin: ‘Knijs immes uit je lampies’ (‘kijk goed uit je ogen’). Een min of meer vaste verbinding was knijs je? voor ‘vat je?, begrijp je?’ Ook gevonden als knaisen, knaase, knijzen, enzovoort. Als afleiding is onder meer aangetroffen beknijsen voor ‘bekijken, overwegen’.

• ‘Je knijst het, maat,’ bewondert de matroos. ¶ A.M. de Jong, Amsterdam bij nacht (1921), p. 94
• ‘Mô-je es kneise, wat een dronke schlemiele’, zei de een. ¶ J.C.L. Sand, Ratten van Amsterdam (1922), p. 63
• ‘Nouw, in plaos dat die minschebeuil [mensenbeul] fan Putte schepte, stond ie daor te knaasse as of ie heilemaol gein kinnebakstaot hat gehat.’ ¶ Nono, Amsterdammers (1929), pp. 43-44. De schrijver verklaart de betekenis (‘kijken’) in een voetnoot.

< >