Omstreeks 1905 voor het eerst aangetroffen, in een straatlied (zie hieronder). In 1906 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Boeventaal van Köster Henke. Köster Henke vermeldt het in de vormen gooser en goozer. Als voorbeeldzinnen geeft hij onder meer: ‘Heb je mijn goozer vanavond nog gezien?’ en ‘Kijk me die goozers eens tippelen’. Ook aangetroffen als gauser, goasser, gosert, gouser, gozerd, enzovoort. Via het Jiddische chosen (‘bruidegom’) ontleend aan het Hebreeuws chattan (‘schoonzoon, bruidegom’).
Gozer is in diverse samenstellingen aangetroffen, waaronder dolmgozer (1937, ‘versufte kerel’), gozertippelaar (1906, ‘iemand die bij avond op dronken lui uitgaat, om ze te beroven’), klapgozer (1926, ‘pooier die een hoerenloper berooft’), lefgozer (‘opschepper, kapsoneslijer, druktemaker’), moordgozer (‘jofel persoon’), plonsgozer (‘benaming voor Duitse soldaat tijdens WO II die werd voorbereid op de invasie naar Engeland’) en wereldgozer (‘fijne vent’).
Min of meer vaste verbindingen waren haaie goozer (‘sterke kerel’), bekneisde gozer (‘beruchte kerel’) en linke gozer (‘gevaarlijke, geslepen kerel’).
Zoals gezegd komen we gozer tegen in een straatlied van omstreeks 1905. Het gaat om ‘Bij blonde Nel op de Ceintuurbaan’, met het volgende couplet:
In de buurt IJ IJ, geloof me maar vrij,
Daar is ’t een lollige boel.
Bij blonde Nel, je kent haar wel,
Haar goozertje heet Zwarte Roel.
Zij woont daar heel sjiek, toch ’t is een kliek:
In de nacht rijden taxi’s daarheen.
Die brengen daar heeren, die hun geld daar verteeren,
Met Catootje, Sophietje en Leen.
• ‘Wat is-t-er eigenlijk loos met die gooser?’ vraag ik m’n buurman. Dadelijk begint deze een gedetailleerd verhaal over verduisterde goederen, over heling en diefstal. ¶ A.M. de Jong, Amsterdam bij nacht (1921), p. 84
• ‘We zoeken een grote kerel, die hier in de straat moet wonen. Hij moet in het bezit zijn van een groene racefiets.’ ‘So, waar mot je die goser vor hebbe?’ ¶ K. Groen, Kamer 13 (1951), p. 86
• Denk derom, zei Bet dan tegen die gosers met een effen stem en uiterlijk heel kalm: bij mijn ligt der ook een mes onder de toonbank en reken maar dat ik ’m snel in me jatte heb. ¶ Tibbe Bosch, Bet van Beeren. Koningin van de Zeedijk (1977), p. 18
klapgozer
Gepubliceerd op 11-02-2019
gozer
betekenis & definitie