Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

Gepubliceerd op 11-02-2019

gotspe

betekenis & definitie

brutaliteit, vrijpostigheid

In 1896 voor het eerst opgetekend, in de Woordenschat van De Beer en Laurillard, een van de eerste Nederlandse woordenboeken waarin relatief veel aandacht wordt besteed aan platte en Bargoense woorden. Het komt hierin voor in de vormen goetspo en gotspe, met als betekenissen ‘onbeschaamheid, brutaliteit’. Als samenstellingen zijn in dit boek goetspo-ponim en gotspe-ponem opgenomen, voor ‘onbeschaamd gelaat, brutaal mensch’. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Van Bolhuis geeft als voorbeeldzin: ‘Wat een gotspe heeft die vrijer.’ Ook aangetroffen als chospe, chotspe, godspe, gotzpe, enzovoort. Een min of meer vaste verbinding is wat een gotspe (‘wat een brutaliteit’). Via het Jiddische chotspe, ontleed aan het Hebreeuwse choetspa (‘aanmatiging’).

• ‘Ogh wat e gotspe’, bromde Hangjas. ¶ Herman Heijermans, ‘Begrafenis’, in: De Gids (1897), p. 87
• ‘Dat is een “gotspe”!’ had De Leeuw uitgeroepen. ¶ Bernard Canter, Kalverstraat (1904), p.
• 101. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.
• Wat zeg je van zoo een gotspe, Katie? ¶ Micheal Gold, Joden zonder geld (1931) , p. 286

< >