vrouw
In 1912 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. In 1937 voor het eerst opgenomen in een Bargoense woordenlijst, De Gabbertaal van E.G. van Bolhuis. Als samenstelling is frommesdod aangetroffen, zowel voor ‘lieveling van de vrouwen’ als voor ‘laffe vent’. Waarschijnlijk is frommes een verbastering van vrouwmens.
In een gedicht van J.H. Speenhoff, getiteld het ‘Zeemanslied’, komen de volgende regels voor:
Ik kom thuis gevaren,
Langs de hooge zee.
Voor m’n lieve frommes
Breng ik centen mee.
• Sau’n waàs-neuse frommes.¶ Is. Querido, De Jordaan dl 1 (1912), p. 8. De schrijver verklaart de betekenis (‘wijf’) in een voetnoot.
• ‘Ka je dat averechs leze meheer?, zeit me dat frommes achter die tapkast. ¶ M.J. Brusse, De generaal (1915), p. 113
• ‘Als ik later getrouwd ben en m’n frommes komt maar met één gejat wasknijpertje thuis, dan is ze nog niet jarig.’ ¶ Piet Bakker, Kidnap (1952), p. 9. De schrijver verklaart de betekenis in een woordenlijst.