schrijven
In 1858 voor het eerst opgetekend, in het levensverhaal dat ‘een ontslagen gevangene’ vertelde aan mr. C.J.N. Nieuwenhuis. Het komt hierin voor in de zin: ‘Daar [in de gevangenis voor jeugdige veroordeelden te Rotterdam] leerde ik feberen.’ Men zei onder meer ‘een cassaaf feberen’ voor ‘een brief schrijven’ en ‘fakkels feberen’ voor ‘bedelbrieven schrijven’. Ook aangetroffen als veeberen en veberen.
s
• Want hij had geschreven naar zijn moeder en zijn vrienden en naar dat zwarte, stoeische mokkel van Blauwbaard op de Anjeliersgracht, en nooit-niet één lettertje terug ontvangen. En ook de maats hadden fijne fleppies gefeberd. ¶ Is. Querido, Manus Peet (1922), p. 180
• Dag mevrôw Dôkes, alles kits? Kindere in bed, kachel in de kolebak! Is meneer d’r nog niet? Zekers nog an ’t schrève. Ook een malle gewoonte, dat eeuwige gefeber.’ ¶ Piet Bakker, Cootje Pink (1933), p. 149
• Nou, daar sting ’k in de wijnkelder: vrieze me dood, dan vrieze me dood! en wist op geen stukke hoe ’k d’r mee anmost, om de merke uit te zoeke, die op ’t pepiertje gefeberd ware. ¶ Willem van Iependaal, Polletje Piekhaar (1935), pp. 88-89