(Koreaans of Filippijns) Meisje dat door Japanse soldaten misbruikt werd in de jaren dertig en veertig; dat door hen gedwongen werd zich te prostitueren; seksslavinnetje; militaire dwangprostituee. ‘Militaire troostvrouwen’ luidt de vertaling van de Japanse benaming ‘jugun ianfu’. Engelssprekenden kennen de gelijkaardige term ‘comfort woman’. Een bordeel (in Shanghai en andere plaatsen) werd rond 1938 nog eufemistisch omschreven als een ‘comfortstation’ of een ‘troosthuis’.
Zo’n bordeel had een meervoudig doel: het aantal verkrachtingen door militairen zou erdoor verminderen (zo dacht men althans) en de rust onder de burgerbevolking zou gehandhaafd worden. Tegelijk wilde de overheid de soldaten beschermen tegen aanslagen in openbare bordelen en tegen geslachtsziekten. Bovendien zou de stemming onder de manschappen verbeteren. Een probleem vormde het gebrek aan werknemers. Slechts één Japans bordeel slaagde erin aan deze behoefte te voldoen. De oplossing lag daarom in het buitenland. Overal in Azië deporteerden Hirohito’s militairen vrouwen en meisjes om ze ‘ten dienste van het leger’ te stellen. Met z’n tweehonderdduizend waren ze. Na de oorlog zwegen de ‘troostvrouwen’ uit schaamte en angst om hun plaats in de maatschappij te verliezen. In 1973 verscheen voor het eerst (van de Japanse journalist Senda Kako) een uitvoerig overzicht van de dwangprostitutie bij het Japanse leger in China en Zuidoost-Azië.
Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw kwam er erkenning voor het feit dat verkrachting een oorlogsmisdaad is. Internationale gerechtshoven en de media gingen aandacht besteden aan dit voorheen gevoelige onderwerp. Een volkstribunaal achtte de overleden Japanse keizer Hirohito schuldig aan het uitgebreide systeem van gedeporteerde seksslaven tijdens de oorlog. De Japanse regering liet het allemaal onverschillig: al jaren wachten de inmiddels bejaarde troostmeisjes vergeefs op een financiële schadevergoeding. De in Maleisië verblijvende Nederlandse journaliste Brigitte Ars publiceerde het boek ‘Troostmeisjes. Verkrachting in naam van de keizer’. Anderen gingen haar echter vooraf. Een lieve en onschuldig klinkende term moet hier een harde realiteit verhullen.
‘Troostmeisje’ van Nora Okja Keiler is een roman over een Koreaans meisje dat in een ‘recreatiekamp’ van de Japanse bezetter terechtkomt, waar zij als ‘troostmeisje’ dagelijks wordt vernederd en verkracht.
Opzij, december 1997
Niet de gebeurtenissen zelf staan centraal, maar de wijze waarop in Indonesië, Japan en Nederland de herinnering aan deze periode vorm heeft gekregen. Steeds geldt daarbij het onderscheid tussen de herinneringen van individuen en het collectieve geheugen. Bijvoorbeeld: het bestaan van ‘troostmeisjes’, het eufemisme voor gedwongen prostitutie in door Japan bezet gebied, was bij velen bekend, maar kwam pas begin jaren negentig echt naar buiten.
NRC Handelsblad, 09-08-99
Filippijnse troostvrouwen probeerden tijdens de Aseantop in Manila te betogen, maar werden door de politie verjaagd.
De Morgen, 29-11-99