Geslachtsgemeenschap met de echtgen(o)ot(e). In het kerkelijk Latijn: ‘debitum coniugale’. Juridisch jargon voor de bijslaap. In het Engels: conjugal rights. Het woord zegt weinig over de opwinding en de rechtszaken die vaak veroorzaakt worden wanneer man of vrouw zich tekort gedaan voelen in hun huwelijksplichten. Vgl. droit* du Seigneur, het huwelijk* consummeren en herenrecht*.
(Hij) hadde (gehoort), dat de prins van Pruissen schoon getrouwt aen de huwelijkspligten niet hadde voldaen uit hoofde dat schrikkelijk door sekere siekte was besmet.
G.J. van Hardenbroek: Gedenkschriften. 17471:787, geciteerd in WNT