weemoedig bn. 'droevig gestemd'
Mnl. weemoedich 'diep bedroefd' in legt nu af al u weemoedeghe vreese ende doet an eenen manleken moet 'leg nu al uw droefgeestige angst af en neem een mannelijke dapperheid aan' [1340-60; MNW-P], wemoedich, weherttich 'wanhopig, diep bedroefd' [1477; Teuth.]; nnl. weemoedig, vooral 'licht bedroefd, melancholisch' [1784; iWNT].
Samenstellende afleiding, gevormd met het achtervoegsel -ig uit het bijwoord mnl. wee 'droevig, ellendig', zie wee, en moed in de betekenis 'gemoed, stemming'. Als bijwoordelijke bepaling kwam in het Middelnederlands al de verbinding wee te moede (met een persoon in de datief en eventueel een oorzaak in de genitief), bijv. in Doe was hem harde wee te moede 'toen voelde hij zich zeer ellendig' [1300-25; MNW-R]. De betekenis van weemoedig is later verzwakt tot 'licht droevig gestemd, melancholisch'.
◆ weemoed zn. 'droevige stemming'. Mnl. weemoede 'diepe smart, diepe droefenis' [1400-50; MNW]; vnnl. weemoed, ook 'lichte droefheid, melancholie' [1814; iWNT]. Terugvorming van weemoedig.
Fries: weemoedich ◆ weemoed
Gepubliceerd op 24-04-2024
weemoedig
betekenis & definitie