soezen ww. 'suffen, dommelen'
Vnnl. soesen 'zacht waaien' [1588; Kil.], soesen, suysen 'ruisen, gonzen' [1588; Kil.]; nnl. soezen 'suffen, dommelen' in hunne soezende oogen en hunne lodderige tronies [1858; iWNT], dien genottelijken toestand tusschen waken en slapen, dien men platweg soezen noemt [1871; iWNT platweg].
Affectieve of gewestelijke variant van suizen, maar dan met een betekenisontwikkeling van 'ruisen' via 'gesuis in het hoofd hebben' tot 'suffen'. Bij de samenstelling suizebollen is een dergelijke betekenis al eerder geattesteerd: vnnl. Siet hoe den snorkart leyt en ronckt, En suysebolt [1639; iWNT suizebollen].
Fries: sûz(j)e
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk