SOEZEN
(soesde, heeft gesoesd), 1. in een soes zijn, suffen, half slapen: hij zit te soezen; 2. over iets soezen, mijmeren.
Van Dale Uitgevers (1950)
(soesde, heeft gesoesd), 1. in een soes zijn, suffen, half slapen: hij zit te soezen; 2. over iets soezen, mijmeren.
Wiktionary (2019)
soezen - Werkwoord 1. dommelen, half slapen ♢ Hij lag een beetje in de stoel te soezen. soezen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord soes
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
M. J. Koenen's (1937)
soesde, h. gesoesd (in een soes zijn; suffen, slapen, druilen): jongen, zit je weer te soezen! over iets soezen.
Jozef Verschueren (1930)
('soezәn) (soesde, heeft gesoesd) [~ suizen] 1. in een soes zijn, suffen ; hij zit te -. Syn. →: dommelen. 2. mijmeren: over iets -.
Instituut voor de Nederlandse taal
soezen ww. 'suffen, dommelen' Vnnl. soesen 'zacht waaien' [1588; Kil.], soesen, suysen 'ruisen, gonzen' [1588; Kil.]; nnl. soezen 'suffen, dommelen' in hunne soezende oogen en hunne lodderige tronies [1858; iWNT], dien genottelijken toestand tusschen waken en slapen, dien men platweg soezen noemt [...
J.H. van Dale (1898)
SOEZEN - (soesde, heeft gesoesd), in een soes zijn, suffen, slapen: hij zit te soezen: over iets soezen, mijmeren.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: