Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Gepubliceerd op 24-04-2024

sodeju

betekenis & definitie

sodeju tw. als bastaardvloek (NN)
categorie: samensmelting blending, tautologie, contaminatie, samentrekking, alleen in België of Nederland

Nnl. Sodeju, wat stinkt die ton [1899; De jonge gids].

Bastaardvloek met samenval van -de- gevormd uit het eerste deel van het scheldwoord sodemieter en het tweede deel van de vloek nondeju [ca. 1900; WNT], een verbastering van de Franse vloek nom de Dieu 'naam van God' [1790; Rey], waarin voorkomen nom 'naam' [ca. 881; Rey], ontwikkeld uit Latijn nomen 'id.', zie naam, en Dieu, ook Deu 'God' [11e-12e eeuw; Rey], eerder al Deo, Deus 'id.' [842; Rey], ontwikkeld uit Latijn Deus 'id.', zie ook dinsdag en adieu.

Literatuur: De jonge gids (1899-1900), Amsterdam, 427
Fries: -

< >