nippen ww. 'een slokje drinken; erop aankomen'
categorie: erfwoord
Vnnl. nippen, neppen 'drinken, zuipen' in eens lustich te neppen 'eens flink te gaan zuipen' [1644; WNT], die wat te veul enipt heit 'die iets te veel gedronken heeft' [1653; WNT]; nnl. nippen 'kleine teugjes drinken' in waar vlinder en bij nippen aan lelie- en rozekelken [ca. 1860; WNT]. Daarnaast in de betekenis 'erop aankomen' in nnl. als het nipt en wedernipt 'als het erop aankomt' [1793; WNT weder III], meer dan eens stond de krijgskans op 't nippen '... meer dan eens dreigden de oorlogskansen te keren' [1841; WNT].
In beide betekenissen is het woord wrsch. een expressieve nevenvorm van nijpen. Voor de betekenis 'drinken' moet men dan misschien denken aan de oude betekenis nijpen 'knijpen' (het samenknijpen van de lippen). De betekenis 'erop aankomen' is ook al eigen aan nijpen, zie aldaar een citaat uit 1601.
◆ op het nippertje bw. 'ternauwernood, op het laatste moment'. Nnl. op het nijpertje [1864; Calisch], dat gaat op het nippertje af, het was maar bij den nipper af 'dat ging maar net goed' [1871; WNT weder III], op het laatste nippertje 'nauwelijks voor het einde, net op tijd, op het laatste moment' [1883; Groene Amsterdammer], ik was juist, op het nippertje af, "stemgerechtigde" '... nog maar sinds kort ...' [1884; Groene Amsterdammer]. Afleiding van nippen. ◆ nipt bn. 'krap'. Nnl. een zeer nipte zege [1945; WNT Aanv.]. Afleiding van het bijwoord nipte in de gewestelijke Zuid-Nederlandse uitdrukking het gaat nipte 'het is op het randje (bijv. bij een strijd waarin de tegenstanders nagenoeg even sterk zijn)' [1873; WNT nip III]. Ontstaan in België, en via de sportjournalistiek ook in het NN bekend geworden.
Fries: nippe ◆ op it nypke ◆ -
Gepubliceerd op 24-04-2024
nippen
betekenis & definitie