Wat is de betekenis van nippen?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Nippen

(nipte, heeft genipt), I. een klein teugje drinken, even de mond zetten aan —. II. er op aankomen: als het nipt en weer nipt, kan ik het zelf ook wel doen, als het moet; — (Zuidn.) op het nippen staan, op het punt staan iets te doen.

2025-07-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

nippen

nippen - Werkwoord 1. (ov) iets met kleine slokjes drinken Er werd eerst nog een drankje genipt op een terrasje en daarna gingen ze naar het restaurant. 2. (inerg) ~ aan ergens met kleine slokjes van drinken Ze nipte nog wat aan haar glas, maar lie...

2025-07-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

nippen

nippen - regelmatig werkwoord uitspraak: nip-pen 1. kleine slokjes nemen ♢ zij nipte aan haar glaasje likeur Regelmatig werkwoord: nip-pen ik nip jij/u nipt ...

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Nippen

v., nippe, dippe.

2025-07-23
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Nippen

nippen, even proeven, met kleine teugen drinken; een dutje doen.

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

nippen

('nippən) (nipte, heeft genipt) [Intens. nijpen] 1.Algm. Veroud. eventjes aanraken. 2. Inz. met kleine teugjes drinken : de -de drinkebroers.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

nippen

(nipte, heeft genipt), een klein teugje drinken, even de mond zetten aan: van iets nippen.

2025-07-23
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

nippen

nippen ww. 'een slokje drinken; erop aankomen' categorie: erfwoord Vnnl. nippen, neppen 'drinken, zuipen' in eens lustich te neppen 'eens flink te gaan zuipen' [1644; WNT], die wat te veul enipt heit 'die iets te veel gedronken heeft' [1653; WNT]; nnl. nippen 'kleine teugjes drinken' in waar vli...

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Nippen

1. Nippen (nipte, heeft genipt), met kleine teugjes drinken, er even den mond aanzetten. 2. Nippen (nipte, heeft genipt), (gew.) nijpen, er op aankomen: als het nipt en weder nipt, kan ik het zelf ook wel doen, als het moet; (Zuidn.) op het nippen staan, op het punt staan iets te doen.