Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

Gepubliceerd op 24-04-2024

coma 2

betekenis & definitie

coma 2 zn. 'nevelmassa om de kern van een komeet'
categorie: leenwoord, etymologie in brontaal onbekend

Nnl. coma 'nevelmassa rond de kern van een komeet' [1914; Dale].

Ontleend aan Latijn coma 'hoofdhaar, manen' < Grieks kómē 'haar, loof', een woord van onbekende herkomst. Net als het verwante woord komeet dankt coma zijn naam aan het uiterlijk van zo'n staartster, die er uitziet als een hoofd met golvende haren.

In het Engels komt coma al voor in 1669 (BDE); wrsch. is ook de Nederlandse vorm al ouder.
Het woord heeft in de natuurwetenschappen nog enkele andere betekenissen: 'haren rond het omhulsel van de zaadkorrel' [1949; WNT Aanv.], en 'komeetvormige vlek als gevolg van afbeeldingsfout (optica)' [1948; WNT Aanv.].

< >