Ensie 1947

Redactie H.A. Enno van Gelder, Jakob Pieter Kruijt, Jan van den Brink, Johan Valkhoff (1947)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Burgerlijk procesrecht

betekenis & definitie

Waar eigen-richting in het privaatrecht tegenwoordig slechts in enkele bepaalde gevallen door de wetgever toegelaten wordt en men, om de rechten, welke men volgens het hierboven behandelde burgerlijk- en handelsrecht (materieel privaatrecht) heeft, te kunnen doen gelden, somtijds de hulp van de van staatswege aangestelde rechter nodig heeft, is een goed geregeld burgerlijk procesrecht evenzeer als een goede regeling van het materieel privaatrecht van buitengewoon gewicht voor de justitiabelen (rechtzoekenden). Dit formeel privaatrecht is in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (1838) en in diverse verspreid staande wetsbepalingen te vinden.

De wettelijke regeling van het burgerlijk procesrecht is weliswaar van tijd tot tijd vernieuwd — belangrijk bij de wet-Hartogh in 1896, zo genoemd naar het initiatiefnemend TweedeKamerlid — maar behoeft toch als te formalistisch en te stroef dringend vernieuwing en verbetering. Meer dan één ontwerp werd hiertoe reeds door staats- en verenigingscommissies gemaakt en verschillende voorstellen werden in praeadviezen, geschriften enz. gedaan.Het burgerlijk of civiel proces is een rechtsstrijd tussen twee partijen, eiser en gedaagde, die gelijk berechtigd zijn. In het algemeen wordt er niet door de rechter geoordeeld zonder dat alle partijen gehoord zijn (‘audi et alteram partem’: hoor ook de andere partij). Behalve bij de Kantonrechter is er verplichte vertegenwoordiging, d.w.z. beide partijen moeten door middel van een rechtsgeleerde, een procureur, procederen. Deze laatste voert als vertegenwoordiger der partijen het civiel proces bij de rechtbanken en de gerechtshoven. De advocaat (raadsman) pleit zo nodig. Bij de Kantonrechter voert men zelf het proces, óf — in den regel — doet dit een gemachtigde (zaakwaarnemer), die niet advocaat of procureur behoeft te zijn. Bij de Hoge Raad is de verplichte vertegenwoordiger der partijen de advocaat.

Het burgerlijk proces is een geding dat overwegend schriftelijk gevoerd wordt, beginnend in het algemeen met een dagvaarding, d.i. een kennisgeving namens de eiser aan de wederpartij om op een bepaalde dag ter behandeling van zijn zaak voor de rechter te verschijnen, en verder door wisseling van in de regel vier conclusies. De kantongerechtprocedure was oorspronkelijk als mondeling gedacht, maar in de practijk is deze toch ook veelal schriftelijk.

De Grondwet eist dat de terechtzittingen, behoudens enkele door de wet bepaalde uitzonderingen, openbaar zijn. Het vonnis (bij de Kantonrechter en de Arrondissementsrechtbank) en het arrest (bij het Gerechtshof en de Hoge Raad) moeten

1. in het openbaar (met open deuren) worden uitgesproken;
2. gemotiveerd zijn.

Dit zijn twee zeer gewichtige beginselen.

Partijen zullen de feiten waarop ze zich in het proces beroepen, in het algemeen moeten bewijzen, waarbij de bewijslast niet uitsluitend op één partij rust, doch tussen hen verdeeld wordt. Zij doen dit met de in de wet geregelde bewijsmiddelen als geschriften, getuigen, eden enz. Het B.W. noemt in het 4de boek nog de nu niet meer in zwang zijnde kerfstokken; daarentegen zwijgt het over foto’s, gramofoonplaten enz. In het algemeen geldt in het burgerlijk proces de gerechtelijke bekentenis als volledig bewijs, zodat de rechter dan geen nader bewijs mag opleggen; in tegenstelling tot het strafproces, waarin niet alleen wettig, doch ook overtuigend bewijs moet zijn. Aan de rechter wordt tegenwoordig meer en meer vrijheid bij de bewijswaardering gegeven. Het recht past de rechter zelf ambtshalve toe.

De burgerlijke rechter is lijdelijk (passief) ten aanzien van de vraag,

1. of er een proces zal zijn;
2. waarover het proces zal gaan en
3. ten aanzien van de loop van het proces, de procesgang.

Wat deze laatste lijdelijkheid van de rechter betreft, zij wordt in later jaren minder.

Slechts éénmaal is er hoger beroep (appèl) bij een hogere rechter mogelijk, zodat er als regel twee instanties zijn. Wanneer men bij verstek veroordeeld is, kan men eerst nog bij dezelfde rechter in verzet komen. Behalve deze twee gewone rechtsmiddelen verzet en hoger beroep, is er nog een derde, de cassatie bij de Hoge Raad. Dit hoogste rechtscollege onderzoekt dan niet meer de feiten, doch toetst in het algemeen de beslissing van de lagere rechter aan de wet, aan het geschreven Ned. recht. Bij de bespreking van de rechtspraak als rechtsbron bleek reeds de grote betekenis van de cassatie. Wanneer niet een der partijen, doch de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad in cassatie komt, heet dit cassatie in het belang van de wet. Deze wordt slechts een enkele maal toegepast.

De neiging bestaat de burgerlijke procedures te vereenvoudigen. Meer en meer brengt de wetgever in de laatste jaren procedures bij de Kantonrechter: arbeidscontract, collectief arbeidscontract, huurkoop, handelsnaam enz. De request-procedure (rechtspraak op grond van verzoekschrift) verdringt meer en meer de dagvaardingsprocedure.

Wanneer men als winnende partij een rechterlijk vonnis inhoudend een veroordeling — in beginsel alleen voor partijen, slechts een enkel maal ook voor derden bindend — verkregen heeft, wil men dit gaan realiseren. Dit geschiedt door executie, ten uitvoerlegging van de veroordeling, meestal op het vermogen, zelden op de persoon van de veroordeelde. Verschillende dwangmiddelen staan hiertoe ten dienste. Indirecte zijn de gijzeling van de veroordeelde of lijfsdwang en de dwangsom (astreinte), d.w.z. een door de rechter bij het vonnis te bepalen bedrag zolang of zo dikwijls niet aan de veroordeling voldaan wordt ten behoeve van de winnaar van het proces. De beslagen onderscheidt men in conservatoir en executoir beslag. Het eerste is een voorlopig beslag als maatregel ter bewaring van recht, gelegd onder de schuldenaar, een derde of de schuldeiser zelf vóór de rechterlijke uitspraak. Er staat dan nog niet vast, dat de beslaglegger recht heeft en daarom is dit beslag met allerlei waarborgen omkleed.

Het tweede kan men eerst leggen, wanneer men een executoriale titel (de grosse, d.i. een afschrift van een vonnis of van een authentieke acte aan vangend met de woorden ‘In naam der Koningin') in handen heeft. Het is de deurwaarder, de gerechtsdienaar, die het beslag legt. Hij is het ook, die de dagvaardingen enz. betekent (aan de opgeroepene doet toekomen). Hierboven werd reeds opgemerkt, dat buitenlandse vonnissen, behalve Belgische, hier te lande niet executabel zijn. Vonnissen, door de rechter in een der vier gebiedsdelen van het Koninkrijk gewezen, zijn in elk der gebiedsdelen uitvoerbaar. De rechtsmacht van de Ned. rechter en de uitvoerbaarheid van zijn vonnissen zijn aan beperkingen van het volkenrecht onderworpen.

In de verwachting óf dat de procedure dan minder kostbaar is, óf dat zij minder lang zal duren, óf dat de zaak door meer deskundigen beoordeeld wordt, laat men in veel gevallen, vooral in de handel, het burgerlijk geding door niet tot de rechterlijke macht behorende personen beslissen. In verschillende takken van handel bestaan zelfs vaste scheidsgerechten (arbitragecommissies). De Grondwet laat dergelijke arbitrage toe. Men kan de arbiters (scheidslieden) als ‘goede mannen naar billijkheid’ recht laten spreken. Zij zijn dan niet aan de regels van het materiële privaatrecht gebonden. De scheidslieden, wier aantal oneven moet zijn, staan in sommige opzichten bij de rechter achter.

Zo kunnen zij getuigen niet dwingen om te verschijnen en is hun vonnis eerst uitvoerbaar na een formeel bevel tot uitvoering (exequatur) van de president van de rechtbank. Belangrijke scheidsrechterlijke uitspraken worden geregeld gepubliceerd in ‘Arbitrale Rechtspraak’.

Te onderscheiden van de arbitrale rechtspraak is het veel voorkomend bindend advies, waarbij partijen bij een overeenkomst afspreken zich bij een conflict aan de bindende uitspraak van een derde of van een van henzelf te zullen houden, waardoor men echter geen executoriale titel (bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een recht) in handen krijgt en de rechter altijd nog dit advies aan de goede trouw mag toetsen. Het bindend advies is niet wettelijk geregeld.

J. VALKHOFF

C. W. Star Busmann, Hoofdstukken van Burgerlijke Rechtsvordering, 1925, 1937 en 1940. W. Hugenholtz, Hoofdlijnen van het Nederlandsch burgerlijk procesrecht, 1946. A. Anema, Handleiding tot de beoefening van het Nederlandsch burgerlijk recht, 5de dl, Van Bewijs, 1940. W. Nolen, Handleiding voor arbiters, 1927.

< >