Maïs is een gewas, dat zijn verbreidingsgebied zowel in de tropen als daarbuiten heeft. Als zodanig komt het slechts ten dele voor bespreking bij de tropische gewassen in aanmerking.
De hiervolgende gegevens betreffen alleen de maïs voor zoverre zij in de tropen en meer speciaal in Indonesië wordt verbouwd. In de Indische archipel neemt de maïs (djagoeng) een zeer belangrijke plaats in, ze volgt onmiddellijk op de rijst en wordt op onbevloeide sawahs (tegalans) als hoofdgewas en dikwijls ook als tweede gewas (polowidjo) na de rijst geteeld.
De oppervlakte met maïs beplant bedroeg vóór de tweede wereldoorlog op Java ongeveer de helft van het rijstareaal. Ook in de buitengewesten is de maïsteelt zeer belangrijk.De zaaitijd en de daaraan voorafgaande grondbewerking wordt geregeld naar het invallen van de regentijd, het inzaaien vindt direct hierop plaats. In de drogere streken op Java, waar de kans op mislukkingen van het gewas groter is, worden dikwijls andere gewassen tussen de maïs gezaaid, b.v. kratokbonen. De plantwijdte komt overeen met die welke elders in de wereld in acht wordt genomen, nl. ca 1 m met een tussenruimte van 15 cm tussen de planten op een rij. Ook wordt wel geplant op rijen van 80 a 90 cm afstand en met een tussenruimte van 40 à 60 cm.
Bemesting vindt plaats met stalmest en een soort compost uit afval, soms past men ook groenbemesting toe en bij hoge maïsprijzen zelfs zwavelzure ammoniak. Tweemaal wordt gewied en ook worden de planten aangeaard. Na gemiddeld vijf en een halve maand zijn de planten oogstrijp. Er wordt zowel witte maïs (b.v. laatrijpende djagoeng perak) als gele maïs (b.v. djagoeng koening, eveneens laatrijpend) verbouwd.
De maïs wordt in de tropen zowel zeer extensief als uiterst intensief geteeld. Een eigenaardige methode wordt gevolgd op Celebes, waar de droogvallende oevers van het Tempe-meer van een uitgeholde boomstam uit worden bezaaid, waarin de landbouwer, die nooit zijn land betreedt, langs de slijkrand vaart. De maïs groeit op in de droge tijd op de drooggevallen schone meerbodem, maar komt tegen de rijping met de voeten in het water te staan, doordat de waterspiegel weer stijgt. Dan vaart de landbouwer in zijn uitgeholde boomstam weer tussen zijn maïsplanten, waarvan hij al varende de kolven aftrekt en in zijn vaartuig werpt. Dit gebied is vrijwel het enige in Indonesië dat maïs exporteert.