De totale bosoppervlakte in Nederland omvat 249 872 ha, dat is 7,6% van de totale oppervlakte van het land. Van dit bos bestaat 69,3% uit naaldhout, 11,4% uit opgaand loofhout, 15,9% uit hakhout en 3,4% uit griend.
Van het naaldhout is iets meer dan de helft ouder dan 25 jaren (87 536 ha).Van het bos in Nederland behoort 14,8% (36 958 ha) aan de staat, 0,5% aan de provincies, 14,7% aan de gemeenten, 0,1% aan andere publiekrechtelijke lichamen, 5,3% aan verenigingen of stichtingen van algemeen nut en 64,6% (dus bijna 2/3 van het totaal, 161 440 ha) aan particulieren. Met 7,6% bos behoort Nederland tot de bosarmste landen van Europa; slechts in Engeland is het bebossingsprocent nog wat lager, in alle andere landen hoger, meestal veel hoger.
Aan woeste gronden, die voor een belangrijk gedeelte voor bebossing in aanmerking komen, is in Nederland een bijna even grote uitgestrektheid (225 875 ha) aanwezig als aan bos. Van deze terreinen (heide, duinen, zandverstuivingen, veen, moeras en rietland) bezit de Staat 20,8% (46 837 ha), de gemeenten 13,1% (29 454 ha) en de particulieren 58,8% (132 873 ha).
De houtopbrengst die jaarlijks uit de ongeveer 250 000 ha Nederlands bos verkregen kan worden, vermeerderd met het hout dat uit laanbomen wordt verkregen, mag geschat worden op 600 000 tot 800 000 m3. De houtbehoefte in normale tijden kan worden aangenomen op 0,6 m3 per hoofd van de bevolking, dus in totaal op ongeveer 6 millioen m3. Uit deze cijfers blijkt, dat ons land voor weinig meer dan 10% in eigen houtbehoefte kan voorzien en dat tussen de 80 en 90% van het hier benodigde hout uit het buitenland (Scandinavische landen, Rusland, Amerika enz.) moet worden ingevoerd. Ook deze cijfers manen tot zuinigheid met het hier gegroeide hout en tot deskundig bosbeheer, teneinde de opbrengst van onze eigen bossen te doen toenemen. Als toekomstideaal mag men zich misschien een houtproductie van hoogstens 1 ½ millioen m3 per jaar binnen eigen landgrenzen voor ogen stellen.
De uitgestrektheid bos op Java, voorzover de instandhouding daarvan wenselijk en nodig wordt geacht, bedraagt 815 400 ha djatibos (productiebos) en 1 860 300 ha wildhoutbos (d.i. niet-djatibos, schermbos) tezamen 2 675 700 ha of 20% van de totale oppervlakte van Java. Aan djatihout leveren deze bossen per jaar bijna 500 000 m3 timmerhout en ruim 1 000 000 sm (stapelmeter) brandhout. De wildhoutbossen leveren per jaar ongeveer 25 000 m3 timmerhout en ruim 250 000 sm brandhout en verder ongeveer 4 000 000 stuks bamboe benevens een hoeveelheid houtskool. De houtproductie op Java zelf is veel te gering om in de houtbehoefte van de Javaanse bevolking te voorzien. Stellen we het aantal inwoners van Java op ruim 50 000 000, dan is dus per hoofd van de bevolking 0,06 ha bos aanwezig. Dit is meer dan in Nederland en Engeland, maar minder dan in alle andere Europese landen.
Veel dichter dan Java zijn de buitengewesten bebost. Van de totale uitgestrektheid van ongeveer 177 000 000 ha is 121 000 000 ha of 68% met bos bezet. Slechts een betrekkelijk klein deel van deze bossen geeft een houtopbrengst, tezamen ongeveer 1 000 000 m3 timmerhout, ruim 1 000 000 sm brandhout en 50 tot 100 000 ton houtskool per jaar. Er is thans een ernstig streven merkbaar om deze bossen veel meer dan vroeger aan de houtproductie dienstbaar te maken. Inderdaad bestaan hier nog schier onbeperkte mogelijkheden en mag gedacht worden aan toekomstige opbrengsten van ettelijke tientallen millioen kubieke meters per jaar.
De uitgestrektheid van het bos in Suriname is nog niet bekend. Men neemt wel aan dat ongeveer 4 000 000 ha met een houtvoorraad van 200 000 000 m3 voor exploitatie in aanmerking komen. Bij een jaarproductie van 1 millioen m3 zou men dus voor 200 jaren genoeg voorraad hebben. In de jaren vóór de oorlog bedroeg de houtuitvoer uit Suriname naar Nederland ongeveer 5000 m3 per jaar. De belangstelling voor het Surinaamse hout is groeiende en zo werd in 1946 reeds 34 000 ton (m3) uit Suriname hier te lande ingevoerd, terwijl mag worden aangenomen, dat deze uitvoer aanzienlijk zal toenemen.
A. TE WECHEL †
De Nederlandse Bosstatistiek.
A. Dengier, Waldbau auf oekologischer Grundlage, 2de dr. 1935.
M. Endres, Forstpolitik.
Gayer Fabrizius, Forstbenutzung.
R. Hesz-R. Beck, Der Forstschutz (2 din), 4de dr. 1914.
Hiley, Economics of Forestry, 1930.
J. H. Jager Gerlings, Boschbouw, 2de dr. 1948.
W. L. Leclercq, Bomenspiegel voor de wandelaar, 3de dr. 1949.
A. A. C. Sprangers, De economische beteekenis van het bosch voor Nederland, 1933.
R. Zon and W. N. Sparhawk, Forest resources of the world, 1923.