Bij de autotrofe Protophyta zijn evenals bij de hogere planten chromatoforen aanwezig, die zeer verschillend van vorm kunnen zijn en niet altijd het groene chlorofyll, maar b.v. bij Dinoflagellata ook carotine (rood), phylloxanthine (geel), peridinine (bruin), of phytocyanine (blauwgroen) kunnen bevatten, kleurstoffen die alle nauw aan elkaar verwant zijn.
Evenals bij de saprofytische Protisten worden ook bij de autotrofe Protophyta de voedingsstoffen over het gehele lichaamsoppervlak opgenomen en wel met een zeker selectievermogen, waarvoor nog geen afdoende verklaring is gegeven.
De heterotrofe Protozoa voeden zich met ruwe, onverteerde organische stof in de vorm van partikels. Hiervoor moet de Protist in staat zijn tot het vangen van de prooi, het brengen van het voedsel in het lichaam, het afscheiden van katabolische enzymen, het uitscheiden van onbruikbare resten enz. Indien een schaal of een pellicula de Protist omgeeft, moet öf het voedsel buiten het lichaam (extracorporeel) worden verteerd, öf een opening aanwezig zijn, waardoor het voedsel in het cellichaam kan worden opgenomen. Extracorporele vertering vindt men o.a. bij de Foraminiferen. Voedseldeeltjes worden verteerd door fermenten welke in het protoplasma over de rhizopodiën vloeien. De Suctoria zijn in het bezit van zuigtentakels (suctellen), waardoor de enzymen naar de hierop vastgehouden prooi vloeien.
De met een pellicula bedekte Ciliaten hebben, voorzover zij partikeleters zijn, een celmond (cytostoom).
Dit iseen onderbrekingin depellicula, waardoor het voedsel in het protoplasma kan worden opgenomen. Een ciliënapparaat zorgt vooreen voortdurende stroming in het omgevende milieu, waardoor het voedsel naar de mond toe wordt gevoerd. De vertering van het voedsel geschiedt in voedsel vacuolen, die een bepaalde weg door het cytoplasma afleggen.
De heterotrofe Protozoa met een practisch naakte protoplast kunnen de voedselpartikels overal in het lichaam opnemen. Ook hierbij vindt vertering in een vacuole plaats.
De meeste Protozoa nemen niet alle deeltjes welke zij toevallig op hun weg ontmoeten op, doch er vindt een uitgesproken voedselkeuze plaats, die zeker grotendeels op fysische en chemische factoren terug toevoerende vacuole te brengen is.
In verband met de aard van het voedsel vindt men bij de heterotrofe Protozoa een veel groter aantal fermenten dan bij de saprofytische (waaronder ook de parasieten kunnen worden begrepen).
Door de activiteit van het protoplasma worden vele dode stoffen gevormd, die ten dele wel (secreten) en ten dele niet een functie (excreten) hebben. Bij de Protisten komt hun samenstelling in hoofdzaak overeen met die bij hogere organismen. Tot de secreten behoren o.a. stevigheidsstructuren (skeletelementen van chitineachtige stof, CaC03, Si02 en SrS04, cysten enz.).
Excreten kunnen vast zijn of vloeibaar. Bij Protisten met een naakte protoplast kunnen vaste excreten gemakkelijk worden uitgestoten. Indien een pellicula aanwezig is, bevindt zich daarin dikwijls een blijvende opening, de cytopyge, waardoor de voedselvacuolen, aan het eind van hun reis door de cel gekomen, hun onbruikbare resten uitstoten.
De excretie van oplosbare stoffen geschiedt, voor zover dit niet over het gehele lichaamsoppervlak mogelijk is, door één of meer z.g. pulserende vacuolen , welke voorkomen bij alle Ciliophora en alle in zoetwater levende Sarcodina en Mastigophora. De excretie van oplosbare stoffen is bij deze groepen nauw verbonden aan het uitscheiden van overtollig water, dat ten gevolge van het verschil in osmotische waarde tussen het protoplasma en het omringende water, steeds wordt opgenomen.
In zijn meest gecompliceerde vorm bestaat dit excretieapparaat behalve uit een pulserende vacuole, die haar in houd periodiek naar buiten uitstoot, uit een of meer toevoerende vacuolen. De wand der toevoerende vacuolen bevat vermoedelijk fosfatiden (fosforhoudende vetten). Een dergelijke wand kan het mogelijk maken, dat bepaalde stoffen worden doorgelaten (in dit geval water en excreten, zoals ureum) en andere stoffen niet (b.v. zouten, die een functie in het cellichaam hebben). Behalve een excretorische heeft de pulserende vacuole dus ook een osmoregulatorische functie.
In hun behoefte aan zuurstof voorzien de Protisten op verschillende manieren. Waar opgeloste zuurstof in het milieu voorkomt, wordt dit door het gehele lichaamsoppervlak opgenomen. Speciale morfologisch waarneembare ademhalingsorganellen zijn tenminste niet bekend. Vele Protisten hebben echter een anaërobe levenswijze.
De prikkelbaarheid van Protisten kan het best worden bestudeerd aan de reacties van vrijzwemmende soorten op diverse prikkels. Voor vele soorten van prikkels blijkt een Enige belangrijke parasitaire Protisten Naam Gastheer Veroorzaakt Overbrenging Trypanosoma gambiense mens slaapziekte Glossina sp.
T. (Schizotrypanum) cruzi mens ziekte van Chagas Phlebotomus sp.
T. brucei vee nagana-ziekte Glossina sp.
T. e van si vee surra-ziekte Tabaniden
T. equinum paard mal de caderas steekvliegen
T. equiperdum paard dourine bij coïtus
Phytomonas sp. melksaphoudende planten degeneratie van geïnfecteerde plantendelen Heteroptera Leishmania donovani mens kala-azarziekte (zwartwaterkoorts) Phlebotomus sp.
L. tropica mens oriëntbuil Phlebotomus sp.
Plasmodiophora brassicae alle koolsoorten knolvoet uit de aarde Entamoeba histolytica mens amoebendysenterie met voedsel Hydramoeba hydroxena zoetwaterpolyp verwoesting van ectoderm uit omringend water Eimeria tenella kip darmhaemorrhagie met voedsel Cyclospora caryolytica mol kerndegeneratie van darmcellen met voedsel Plasmodium vivax mens malaria tertiana Anopheles sp.
PI. falciparum mens malaria tropica Anopheles sp.
PL malariae mens malaria quartana Anopheles sp.
PI. praecox vogels vogelmalaria Culex sp.
Leucocytozoon anatis eend hypertrofie van lever en milt Simulium ustum Babesia bigemina rund Texas-koorts Margaropus annulatus
B. bovis rund haemoglobinurie Ixodes ricinus
B. canis hond geelzucht Ixodidae
Theileria parva rund Afrikaanse kustkoorts Rhipicephalus evertsi Sarcocystis sp. Vertebrata cysten in spieren met voedsel Myxosoma cerebralis regenboogforel draaiziekte met voedsel Myxobolus pfeitferi barbeel builenziekte met voedsel Nosema bombicis zijderups pebrine-ziekte met voedsel en door ei-infectie Glugea anomala stekelbaars zwellingen in bindweefsel met voedsel Ichthyophthirius multifiliis zoetwatervissen witte puistjes op de huid vanuit het omringende water Balantidium coli mens, aap, varken op dysenterie gelijkende ziekte met voedsel grote gevoeligheid te bestaan. Op mechanische prikkels kunnen Protisten reageren door omkering van de bewegingsrichting, het resultaat is een uitwijkbeweging. Op chemische,electrische, licht- en temperatuurprikkels volgen dergelijke reacties, positieve of negatieve taxiën, waarvan de richting en intensiteit afhankelijk kunnen zijn van de intensiteit van de prikkel. Alleen voor het percipiëren van licht bezitten de positief fototactische Phytomastigina speciale organellen, stigmata genaamd, waardoor zij in staat zijn, die plaatsen op te zoeken waar de gunstigste voorwaarden voor fotosynthese aanwezig zijn. Een stigma bestaat uit een protoplasmatisch lichaampje, waarin een roodachtige kleurstof (haematochroom) ligt ingebed.
Op vele terreinen van het leven en de wetenschap spelen de Protisten een belangrijke rol. In de geneeskunde en hygiëne vindt men ze b.v. als ziekteverwekkers ener-en als opruimers van bacteriën anderzijds.