Ensie 1949

Redacie Cornelis Jakob van der Klaauw, Herman Johannes Lam, George Lignac (1947)

Gepubliceerd op 10-07-2019

Oor – neus, - en keelkunde

betekenis & definitie

Het kenmerkende van dit specialisme is de hoog ontwikkelde techniek, die de geoefende vakman in staat stelt om door nauwe openingen in diepliggende, moeilijk te belichten en zeer gevoelige organen, met speciale instrumenten fijne ingrepen te verrichten. Niet minder dan vier zintuigen — reuk, smaak, gehoor, evenwicht —, daarbij de zo belangrijke spraak en de aandoeningen van de bovenste lucht- en spijswegen, zijn aan deze vakman toevertrouwd.

Evenals de oogheelkunde is de eerste ontwikkeling van dit vak te danken aan de uitvinding van Helmholtz, die ons in staat stelt om met een in het midden doorboorde holle voorhoofdsspiegel de bodem en wanden van een nauw kanaal te belichten en tegelijkertijd te bezien. Behalve deze belichting wordt tegenwoordig ook wel het direct invallende evenwijdige licht van een klein boven het oog geplaatst lampje gebruikt.

Het stemvorkonderzoek is nog steeds onontbeerlijk. De gebruikelijke stemvorken zijn de C-vorken van 16—32—64 enz. Hertz. Het fraaist zijn de stemvorken met geijkte uitklinktijd van onze landgenoot Struycken. Men bepaalt hiermede de tijdsduur die een bepaalde uitklinkende toon door het zieke oor korter gehoord wordt dan normaal. Een aanvulling op dit onderzoek is eveneens door Struycken geleverd, nl. het reeds door Pythagoras bestudeerde monochord. Dit instrument bestaat uit één enkele snaar van bepaalde spanning, die verkort kan worden. Men onderzoekt hiermede het gebied der hoogste tonen, dat door de stemvorken niet bereikt wordt, en bepaalt de bovengrens van het gehoor tot 20 000 trillingen toe.

Een globale indruk van het gehoorvermogen kan men verkrijgen door na te gaan op welke afstand de fluisterspraak gehoord wordt. Welk gedeelte van het gehoor vnl. gestoord is verraadt zich, wanneer men woorden met hoge sisklanken, b.v. ‘zes’, in afwisseling met woorden met lage klanken, zoals ‘acht’, gebruikt (Zwaardemaker-Quix). In de laatste jaren is een radio-electrisch apparaat in gebruik gekomen, de audiometer, die ons in staat stelt om op gemakkelijke wijze de functie van het oor voor de gehele toonladder in een exacte maat te bepalen. Deze maat is de internationale logarithmische toonsterkteeenheid: de decibel. Het aldus bepaalde audiogram kan men zowel voor luchtals beengeleiding opnemen. Wanneer één oor belangrijk dover is dan het andere, kan het zijn, dat het goede oor het geluid, dat aan het dove oor wordt toegevoegd, óverhoort. Het onjuiste schaduwaudiogram dat men aldus verkrijgt, kan voorkomen worden door het goedhorende oor te maskeren met een toon die in een constante sterkteverhouding staat tot de toon waarmee geëxperimenteerd wordt.

De bewegelijkheid van het trommelvlies kan men bestuderen met de pneumatische oortrechter van Siegle, een luchtdicht in de gehoorgang gefixeerd kamertje, met lens en belichting, waar luchtdrukvariaties in teweeggebracht kunnen worden. Met de trommelvliesmicroscoop (Löscher) kunnen fijnere details waargenomen worden.

De negatieve druk in het middenoor, als gevolg van afsluiting van de buis van Eustachius, waardoor de normale ventilatie belemmerd is, kan gemeten worden met de pneumofoon (Van Dishoeck). Dit toestel bestaat uit een buizensysteem, waarin een constante geluidsbron met lage toon, een manometer, een ballon voor luchtdrukvariaties en een verbindingsbuisje met het oor is opgenomen. Wanneer nu de negatieve spanning van het trommelvlies opgeheven wordt, doordat men in de uitwendige gehoorgang eenzelfde spanning brengt, wordt het geluid het duidelijkst gehoord. Ook kan een gehoorverlies door abnormale stand of spanning van de gehoorbeentjesketen met dit toestel aangetoond worden.

Voor het onderzoek van de neus als luchtweg is de manometer van belang. Een watermanometer, met één neusgang verbonden, geeft de druk in de keelholte aan, die een maat is voor de weerstand in het vrije neusgat. De reukfunctie wordt bestudeerd met de olfactometer van Zwaardemaker, waarmee men aan de proefpersoon reukstoffen in bepaalde concentratie laat opsnuiven. Het proeven is voor een zeer belangrijk deel ruiken, vandaar dat bij neusverstopping het ‘bouquet’ van wijn niet waargenomen wordt.

Door de neus, nadat deze met adrenaline verwijd is, kan men een gedeelte van de neuskeelholte overzien. Ook kan men door palpatie met de vinger van de mond uit adenoiede woekeringen, een tumor enz., ontdekken. Een beter beeld van neuskeelholte en het strottenhoofd verkrijgt men met keelspiegels: indirecte faryngo- en laryngoscopie. Ook kan men bij afhangend hoofd in rugligging met een keelspatel het strottenhoofd overzien: directe Iaryngoscopie. Een grote ontwikkeling heeft in de laatste jaren het endoscopisch onderzoek en de endoscopische behandeling doorgemaakt. Deze methode is geïnspireerd op de methode van de zwaardslikker, die, door het hoofd en de hals in een bepaalde positie te brengen, een zwaard tot aan de maag kan laten zakken. Zo kan men bij juiste techniek volkomen gevaarloos bij een patiënt in rugligging met afhangend hoofd een buis in de slokdarm brengen: oesofagoscopie, of door de stembanden in de grote luchtwegen: bronchoscopie. Het verlichtingssysteem bestaat uit een lampje aan het einde van de buis, of een verlichtingssysteem aan de ingang (Haslinger), dat door weerkaatsing in de buis het licht tot aan het buiseinde brengt en de in het verlengde liggende longdelen zichtbaar maakt . Negus gebruikt een combinatie van beide verlichtingssystemen.

De ingang van de buis is open, zodat een dun buisje om speeksel, bloed en etensresten weg te zuigen en tangen voor het verwijderen van vreemde lichamen en voor de proefuitsnijding van gezwellen, ingebracht kunnen worden. Dank zij deze methode is het thans mogelijk om op elegante wijze en met minimaal risico allerlei geaspireerde en ingeslikte voorwerpen, zoals pindanootjes, boordenknoopjes, veiligheidsspelden, spijkers, visgraten, botjes enz. te verwijderen — ongevallen die vroeger meestal de dood ten gevolge hadden. Ook slijmproppen, die bij kleine kinderen vaak een gehele longkwab kunnen afsluiten, zijn op deze wijze te verwijderen. Door het inbrengen van lipiodol — een jodiumhoudend contrastmiddel — in de luchtwegen is het mogelijk de bronchiaalboom op de röntgenfoto zichtbaar te maken en afsluitingen, verwijdingen, de z.g. bronchiëctasieën enz., aan te tonen. De Broyles bronchoscoop, een lange cystoscoop, stelt ons in staat om ook zijwaarts of opwaarts gaande bronchiën te overzien . De misvormingen van de uitwendige gehoorschelp zijn fylogenetisch, ontogenetisch en anthropologisch interessant, omdat kleine knobbeltjes en openingen de oorspronkelijke opbouw uit de kieuwbogen verraden. Het apenoor met zijn vlakke schelp en de knobbel van Darwin, die men zo vaak aan de bovenrand ziet, wijst door beide kenmerken op verwantschap met het dierenrijk. De aangegroeide oorlel wordt opgevat als degeneratieverschijnsel.

Zeldzamer is de aangeboren afwezigheid van de uitwendige gehoorgang (atresie). Deze afwijking is, evenals de te grote oorschelp en de flaporen, operatief te verbeteren. Kanker • aan de oorschelp komt vooral bij landarbeiders voor. Hardnekkige eczemen ziet men vaak. In de gehoorgang kan een afschilferend eczeem tezamen met rijkelijke oorwasproductie aanleiding geven tot proppen met een decimeterlang oorlint. Oorwasproppen worden uitgespoten met steriel warm water of, als er een doorboring van het trommelvlies is, met een fijn draadlisje verwijderd.

In de gehoorgang vindt men vaak beenpunten: exostosen. Deze komen ook op andere plaatsen van het lichaam voor. In de gehoorgang zouden zij volgens Van Gilse ontstaan door de inwerking van koud water, b.v. bij zwemmen. In sommige gevallen sluiten deze punten de gehoorgang geheel af. Zij kunnen dan operatief verwijderd worden.

Bij influenza ontwikkelen zich op het trommelvlies nogal eens bloedblaren: meryngitis bullosa. Zoals elke ontsteking van het trommelvlies is ook deze zeer pijnlijk. Doorsnijding — paracentese — na verdoving met cocaïne of onder lichte bedwelming, doet de pijn verdwijnen.

De acute middenoorontstekingotitis media — kan op vele wijzen ontstaan. Vaak is er een persoonlijke dispositie. Bij acute infectieziekten is otitis media een veelvuldige complicatie, vooral roodvonk is berucht. Ook in aansluiting aan een verkoudheid of angina, of ten gevolge van het binnendringen van badwater door de buis van Eustachius in het oor treedt vaak middenoorontsteking op. Door vocht- of pusophoping in het middenoor wordt het trommelvlies naar buiten gedrukt, wat uitermate pijnlijk is. Een middenoorontsteking is een cyclische ziekte, die in ongeveer drie weken geneest.

De therapie richt zich op het bevorderen van de uitvloed, door het openhouden van de perforatie, het verwijderen van de afscheiding en het mobiliseren van het trommelvlies en de gehoorbeentjes in het stadium van genezing. Een beginnende middenoorontsteking is soms te genezen met penicilline of sulfopyridinepraeparaten. Ook in de loop van een otitis media wordt deze therapie wel toegepast. De koorts en de algemene toestand verbeteren dan snel. Hierin schuilt echter een gevaar. Complicaties, vooral abscessen achter het oor, worden door deze geneesmiddelen niet beïnvloed en kunnen aldus ongemerkt aanleiding geven tot zeer ernstige toestanden, die door tijdige operatie voorkomen hadden kunnen worden. Vermoedt men een dergelijke complicatie, dan mag sulfopyridine dus niet gegeven worden.

De complicaties van een middenoorontsteking zijn vele. Het middenoor staat in verbinding met de luchthoudende cellen (holten) van het rotsbeen, slaapbeen en jukbeen. De ontsteking kan zich hierheen uitbreiden. Een acute ontsteking van het rotsbeen kan spontaan met sulfopyridine of penicilline genezen; echter, bij hoge temperatuur, prikkeling van de hersenvliezen, zwelling achter het oor of op de jukboog of als een acute middenoorontsteking na zes weken nog niet geneest, is operatief ingrijpen noodzakelijk. Hierbij worden de met granulaties en etter gevulde cellen en het ontstoken beenweefsel achter het oor uitgebeiteld, zodat het middenoor ook naar achteren toe een ruime uitvloed verkrijgt. Zeer gevreesd is de uitbreiding van de ontsteking naar de cellen die in de rotsbeenpunt achter het labyrinth gelegen zijn, omdat hersenvliesontsteking daarvan vaak het gevolg is.

Hier lopen verschillende hersenzenuwen, zodat gevoelsstoringen in het aangezicht en oogspierverlamming de ziekte verraden. Deze aandoening is ook röntgenologisch vast te stellen. De operatieve behandeling volgens Ramadier van deze zo diep zittende beenabscessen vereist veel vaardigheid. De ontsteking kan ook, meest langs bloedvaten, de grenzen van het pneumatisch systeem doorbreken en abscessen onder de hersenvliezen of in de hersenen veroorzaken. De grote bloedleider, die het bloed uit de hersenen afvoert naar de hals — de sinus sigmoideus — is slechts door een dunne beenplaat van dit celsysteem gescheiden. Ontwikkelt zich om deze sinus een absces, dan thromboseert het vat . In een later stadium kan deze thrombus verweken, waardoor etter in het bloed komt en een zeer ernstige ziekte ontstaat. Genezing is vaak te bereiken door het openen van de bloedleider en in sommige gevallen door gelijktijdige onderbinding van de grote halsader, tezamen met de toediening van chemotherapeutica en penicilline.

Ook de zenuw die de gezichtsspieren innerveert loopt door dit celsysteem. Is er een aangeboren defect in de benige wand van het kanaal, of is de ontsteking heftig, dan kan door zwelling de zenuw onder druk komen, waardoor de aangezichtsspieren verlammen. Bij de acute otitis media is deze complicatie niet zeldzaam. Vaak echter gaat de aandoening spontaan terug, zodat er geen reden voor direct operatief ingrijpen is. Wanneer echter de verlamming niet teruggaat is dit aanleiding voor een mastoiedoperatie en zelfs voor het blootleggen van de zenuw. Ook naar het binnenoor kan de ontsteking zich voortplanten.

De verschijnselen van deze labyrinthitis zijn doofheid, duizeligheid, braken en snelle bewegingen van de oogbol in bepaalde richting: nystagmus. Bij de acute labyrinthitis wordt niet direct geopereerd. Pas als er een volledig functieverlies is en hersenvliesontsteking dreigt, wordt het labyrinth gedeeltelijk weggenomen, welke operatie tot de meest minutieuze van de gehele chirurgie behoort.

Bij de chronische middenoorontsteking heeft het uitruimen van het celsysteem achter het oor weinig succes. Van meer belang is de conservatieve behandeling met geneesmiddelen en poederinblazingen.

Een speciale plaats neemt het cholesteatoom in. Dit ontstaat door het ingroeien van huidepitheel in het slijmvlies van het middenoor. De afschilferende cellen vormen een compacte massa, die door druk en verweking langzamerhand de plaats van het gehele celsysteem inneemt. Gewoonlijk is deze massa sterk geïnfecteerd, zodat de gevreesde complicaties van een oorontsteking gemakkelijk kunnen optreden. Is dan ook de diagnose cholesteatoom uit de velletjes in de afscheiding, het clinisch ziektebeeld en de röntgenfoto gesteld, en is het gehoor sterk verminderd, dan is de radicale ooroperatie aangewezen. Bij deze operatie worden trommelvlies en gehoorbeentjes geheel weggenomen, evenals het pneumatische systeem en de achterwand van de gehoorgang, zodat één grote met huid begroeide holte ontstaat. Is het gehoor nog vrij goed en het trommelvlies nog aanwezig, dan kan de behoudende radicale operatie toegepast worden, waarbij wél de ruime verbinding gemaakt wordt, maar het trommelvlies en de gehoorbeentjes gespaard blijven.

Bij de catarrh van de buis van Eustachius wordt de lucht in het middenoor niet meer aangevuld. De zuurstof wordt geresorbeerd, waardoor er een negatieve spanning ontstaat, die met de pneumofoon gemeten kan worden. Het gevolg hiervan is dat het trommelvlies ingezogen wordt en dat zich, mede door de ontsteking, vocht in de trommelholte verzamelt. Een belangrijke graad van doofheid kan hiervan het gevolg zijn. Door luchtinblazingen in de neus bij afgesloten neuskeelholte (volgens Politzer) of met de tubacatheter kan men deze doofheid tijdelijk opheffen. Genezing is door behandeling van de tuba en neuskeelholte te bereiken. Radiumbestraling van deze holte is een belangrijk middel om geïnfecteerd lymfoied weefsel om en in de tubamonden te doen verdwijnen.

Een vernauwde buis van Eustachius is bij luchtreizigers en duikers de oorzaak van aero-otitis, waarbij de lage luchtdruk in het oor van een grote hoogte bij het dalen niet tijdig aangevuld wordt. De zeer pijnlijke spanning gaat samen met bloed- en vochtophoping in het middenoor.

Al deze aandoeningen van het middenoor hebben een geleidingsdoofheid ten gevolge. De luchtgeleiding van het geluid, b.v. bepaald met een stemvork vóór het oor, is duidelijk gestoord, de beengeleiding daarentegen, bepaald door een stemvork achter het oor op de schedel te plaatsen, is verbeterd: d.w.z. de proef van Rinne is negatief. In overeenstemming hiermee wordt bij de proef van Weber, waarbij een stemvork midden op het voorhoofd geplaatst wordt, het geluid het sterkst in het zieke oor gehoord. De verklaring van deze lateralisatie naar de zieke kant is, dat de beengeleiding door het ziekteproces niet aangetast is, terwijl aan de zieke kant het storende maskerende geruis van de omgeving uitgesloten is. Het slakkenhuis is aan de zieke zijde a.h.w. in een geluidloze kamer geplaatst, waardoor ook zwakke geluiden nog gehoord kunnen worden. Deze afwezigheid van maskerende geluiden verklaart ook het hierboven genoemde langer horen van een stemvork die achter het oor geplaatst is, d.w.z. de proef van Schwabach is verlengd.

De otosclerose is een erfelijke aandoening van het oor, waarbij sponsachtige beenhaarden ontstaan, die in het slakkenhuis de zenuwen beschadigen en die in het middenoor vaak de voetplaat van de stijgbeugel onbeweeglijk maken, waardoor de luchtgeleiding van het geluid ernstig belemmerd of soms geheel opgeheven kan zijn. Bij deze verstijving van de stijgbeugel is de proef van Gellé negatief:

d.w.z. bij luchtdruk wijzigingen in de uitwendige gehoorgang wordt de toon van een stemvork die achter het oor geplaatst is, niet zwakker gehoord — wat bij een normaal oor wel het geval is. Kenmerkend voor vele patiënten met geleidingsstoringen is dat zij in lawaai, b.v. in de trein, beter horen: paracusis Willisi. De verklaring is, dat de basdove otoscleroselijder door het rommelen van de trein niet gestoord wordt, de normaal horende daarentegen wel, die daarom harder en hoger gaat spreken. Wanneer het slakkenhuis weinig geleden heeft, zijn deze patiënten met een electrisch gehoorapparaat zeer goed te helpen. De nieuwste behandeling van de otosclerose is de fenestratieoperatie volgens Holmgren en Lempert, waarbij een nieuw venster in de horizontale booggang gemaakt wordt, ter vervanging van het dichtgegroeide ovale venster. De gehoorverbetering is vaak zeer fraai, soms echter van korte duur. Door verbetering van de methodiek worden de resultaten steeds beter.

Bij de binnenoordoofheid is het percipiërende orgaan aangetast, zodat zowel de luchtals de beengeleiding gestoord is. De proef van Rinne is in dit geval positief d.w.z. de luchtgeleiding is beter dan de beengeleiding, evenals bij het normale oor. Bij de proef van Weber wordt het geluid gelateraliseerd in het best horende oor. Deze patiënten moeten een luchtgeleidingsgehoorprothese hebben, die in de uitwendige gehoorgang gedragen wordt. Bijgeluiden zijn voor deze patiënten zeer storend, zodat soms eenvoudige, echter weinig elegante, gehoorprothesen als de lepel van Guye, gehoorslang of -schelp beter helpen dan de dure electrische apparaten. Behalve als gevolg van infectieziekten kan een beschadiging van het zeer gevoelige neuro-epitheel van het slakkenhuis ook door vergiften als salicyl en kinine en door bacterietoxinen optreden.

Sterke geluiden, zelfs bij korte inwerking, kunnen een tijdelijke of blijvende beschadiging van het perceptievermogen voor de hogere tonen — vooral C5 — veroorzaken: kanonniersdoofheid. Ook zonder aanwijsbare oorzaak kan het zenuwweefsel in het slakkenhuis te gronde gaan en tot de progressieve labyrinthaire doofheid leiden. Op jonge leeftijd is dit een weinig voorkomende aandoening, boven de vijftig jaar echter is de achteruitgang van het gehoor speciaal voor de hoge tonen zo constant, dat men niet van een ziekte, maar van een normaal slijtageproces kan spreken. Bij het microscopische onderzoek van deze gevallen van presbyacusis vindt men, dat de gangliëncellen in het slakkenhuis in aantal verminderd zijn. Bij de arteriosclerotische binnenoordoofheid, eveneens een oorziekte van het senium, is juist het neuro-epitheel en het orgaan van Corti te gronde gegaan. Combinatie van deze twee aandoeningen is op hogere leeftijd de regel.

De bestudering van het evenwichtsorgaan heeft in hoge mate de belangstelling van onze landgenoten gehad. De namen van Magnus, De Kleyn, Quix, Versteegh en Huizinga, later ook van Groen, Van Egmond en Jongkees, zijn hieraan verbonden. Het evenwicht en het bewustzijn omtrent de plaats van het lichaam in de ruimte wordt door verscheidene organen verzekerd, nl. behalve door het labyrinth ook door de ogen, de halsreflexen en het gewrichtsen spiergevoel. Het labyrinth bestaat uit de drie halvecirkelvormige kanalen, die in drie vlakken loodrecht op elkaar staan en waarin vloeistofstromingen de versnellingen als prikkel op het zenuwweefsel overbrengen . Sterkere of pathologische prikkeling veroorzaakt heftige draaiduizeligheid, braken en oognystagmus, zoals bij labyrinthontsteking, zeeziekte en het syndroom van Ménière. De stand van het hoofd t.o.v. de zwaartekracht wordt door de otolithen — oorsteentjes — van de utriculus waargenomen. De rol die de sacculusotolith speelt, is niet zeker. De utriculus is het zakje waarin de halvecirkelvormige kanalen uitmonden, de sacculus ligt tussen utriculus en slakkenhuis.

De functie van het labyrinth wordt onderzocht op de draaistoel, door uitspuiten met koud en warm water of door prikkeling met galvanische stroom. Bij al deze prikkels treedt een oognystagmus op, waaraan de richting van de snelle fase de naam geeft. Ook kipreacties, waarbij de patiënt plotselinge standveranderingen in de ruimte ondergaat, zijn van belang. Optokinetische nystagmus noemt men de oogbewegingen die ontstaan bij het kijken naar bewegende beelden, b.v. afwisselend zwarte en witte strepen of plaatjes: spoorwegnystagmus. De aanwezigheid van deze reflex der grote hersenen is ook neurologisch van gewicht.

De functie van het trommelvlies en de gehoorbeentjesketen is geluidstrilling van geringe kracht maar grote uitslag om te zetten in golven van kleine uitslag en grote kracht, door middel van een systeem van hefbomen. De middenoorspieren beschermen het binnenoor voor te sterke geluiden. De geluidstrilling wordt door de stijgbeugel, die in het ovale venster bevestigd is, medegedeeld aan de vloeistof van het slakkenhuis. Dit laatste bestaat uit twee tegen elkaar liggende, met vloeistof gevulde buizen, één uitgaande van het ovale venster, de andere uitkomende op het ronde venster. Deze buizen zijn aan de top van het slakkenhuis met elkaar verbonden, zodat de geluidsgolven er van het ovale venster af doorheen kunnen lopen en in het ronde venster een uitwijkplaats hebben. Tussen deze buizen ligt de basale membraan met het opnemingsorgaan.

De centrale vraag van alle hoortheorieën is, of de zeer complexe geluiden die tot ons komen, in het binnenoor dan wel in het centrale zenuwstelsel in hun samenstellende delen ontleed worden. Het is immers wonderbaarlijk, dat het gehoorszintuig ons in staat stelt, om uit de vele geluiden van een orkest één enkel instrument te volgen, terwijl toch de gezamenlijke impulsen van alle instrumenten in de opeenvolgende luchtstoten die het trommelvlies bereiken, samengesteld zijn.

Nu bestaat de basale membraan van het slakkenhuis uit 13 000 gespannen evenwijdige vezels, waarop een zeer fraai celsysteem — het orgaan van Corti — gebouwd is . In dit orgaan eindigen de zenuwdraden van de gehoorzenuw. De hoortheorie van Helmholtz leert nu dat deze 13 000 vezels als resonatoren dienst doen, en wel de korte vezels aan de basis van het slakkenhuis voor de hoge tonen en de lange vezels aan de top voor de lage tonen. Proeven van Wittmaack bij dieren hebben aangetoond, dat inderdaad door langdurige inwerkende hoge tonen een degeneratie van het orgaan van Corti aan de basis van het slakkenhuis ontstond en door lage tonen aan de top.

Er zijn echter tegen een dergelijke perifere analyse van het geluid door resonantie gewichtige bezwaren. Ten eerste is het lengteverschil van de vezels te klein om een resonantie van sterk in toonhoogte verschillende tonen mogelijk te maken. Daarbij zijn de vezels onderling stevig verbonden, zodat een scherpe analyse onmogelijk is, terwijl de aan- en uitklinkende verschijnselen, die voor een resonatorensysteem typisch zijn, ontbreken.

Ewald en later von Békésy hebben modelproeven genomen, waarbij zij door geluid wervels in de vloeistof van hun slakkenhuismodel zagen ontstaan. Ewald meende, dat deze wervels als klankbeeld naar de hersenen overgebracht en daar ontleed worden. Ook Boring is van mening, dat het binnenoor als telefoon dienst doet en het geluid ongeanalyseerd door de gehoorzenuw naar het centrum stuurt. Enige tijd heeft men gemeend, dat het Wever- en Bray-effect een direct bewijs voor deze theorie was. Wever en Bray vonden nl., dat er van het slakkenhuis en de gehoorzenuw een electrische stroom af te leiden was, die na versterking natuurgetrouw het in het oor gesprokene geluid weergaf. Later is echter gebleken, dat dit effect in het slakkenhuis ontstaat als begeleidend verschijnsel van het hoorproces en géén eigenlijke actiestroom van de zenuw is.

De actiestroom van de gehoorzenuw geeft tot 4000 trillingen de frequentie van het opvallende geluid enigszins weer. Er zijn echter voor de tonen boven 900 trillingen al meer vezels nodig om de frequentie over te brengen. In de hersenschors is alleen voor de laagste frequenties een actiestroom aan te tonen.

Von Békésy zag in zijn binnenoormodel wervels ontstaan op bepaalde plaatsen en wel bij hoge tonen aan de basis en bij lagere tonen meer naar de punt. De wervels geven dus een plaatselijke druk op de basale membraan, die afhankelijk is van de toonhoogte. Inderdaad heeft Schulze, door kleine manometers in het orgaan van Corti aan te brengen, deze drukverhoging aan kunnen tonen. De hoortheorie van von Békésy, die thans veel aanhangers heeft, maakt dus geen gebruik van resonerende vezels van de basale membraan, terwijl toch een perifere geluidsanalyse door het ontstaan van wervels op verschillende plaatsen mogelijk gemaakt wordt. Toch zal er, ook bij een dergelijke perifere analyse, in het centrale orgaan een belangrijke synthese moeten plaatsvinden, om het onderscheidingsvermogen van het oor tot stand te brengen.

De functie van de neus als luchtweg bestaat in reiniging, verwarming en bevochtiging van de inademingsluchtstroom. De neusschelpen spelen hierbij een -lekten grote rol. Bij neusverstopping moet de mondv(jn de neus ademhaling gebruikt worden, wat zeer onaangenaam is en voor de lagere luchtwegen schadelijk: ‘La liberté du nez est une des libertés les plus précieuses’, heeft Lermoyez gezegd.

Neusverstopping door te grote neusschelpen kan verholpen worden door branden of door het afknippen van de vrije rand van de neusschelp. Ook verkromming van het neustussenschot is vaak de oorzaak van passagebelemmering. Deze verkromming is of aangeboren of het gevolg van een ongeval. De operatieve behandeling bestaat in het wegnemen van het kraakbeen en been tussen de bladen van het slijmvlies en beenvlies. Een derde oorzaak van neusverstopping zijn de neuspoliepen . Deze met slijmig weefsel gevulde gesteelde slijmvlieszakken kunnen zeer groot worden. Zij worden, na locale verdoving met cocaïne, door middel van een lis verwijderd. Neuspoliepen worden relatief vaak gevonden bij lijders aan overgevoeligheidsziekten.

Ontstekingsprocessen van de neus en neusbijholten zijn frequent. Het bekendste is de acute neuscatarrh: acute verkoudheid. Uit een onderzoek, door Van Loghem in ons land gehouden, is gebleken, dat deze aandoening gelijktijdig en gelijkmatig in verschillende delen van het land optreedt. Gemiddeld is ieder mens twee maal per jaar verkouden. De schommelingen van de luchttemperatuur gaan evenwijdig met de frequentielijn van de verkoudheid. Dat de neusverkoudheid voor de oudere mensen tot de ernstige ziekten gerekend moet worden, blijkt uit het feit, dat ouderdomssterfte en sterfte aan longontsteking grotendeels op kouvatten berusten. Verkoudheid is zeker infectieus.

De ziekte kan ook van de mens op het fret overgebracht worden. Echter krijgt men ook de indruk, dat het verkoudheidsvirus steeds in de neus aanwezig is, maar pas verschijnselen geeft, wanneer het in overmaat aanwezig is of de weerstand van het lichaam verzwakt: commensale infectie. De acute en chronische neusverkoudheid kan aanleiding geven tot ontsteking van de neusbijholten. De neusbijholten zijn grote, met lucht gevulde holten in de bovenkaak, het zeefbeen, het voorhoofdsbeen en wiggebeen. Door openingen en kanalen zijn deze holten met de neusholte verbonden. Evenals de neus bevatten zij trilhaarepitheel, dat een voortdurende stroom van slijm naar de neus toe onderhoudt . Bij ontsteking raken deze holten gevuld met sereus vocht of etter. Deze aandoening wordt behandeld door spoeling van de neus uit of door operatief van de wangplooi uit het ontstoken slijmvlies weg te nemen en een ruime verbinding met de neus te maken. De zeefbeencellen worden hierbij vaak geheel opgeruimd.

Een vaak voorkomende localisatie van tuberculose in de neus is die in het kraakbenige voorste deel van het tussenschot. Er kunnen uitgebreide en zeer ontsierende verwoestingen door ontstaan, die bekend zijn als lupus. De locale behandeling met de finsenlamp of bestraling van het gehele lichaam met een kooldraadlamp en wegbranden van het tuberculeuze weefsel hebben succes. Lupus komt ook in de keel en aan het weke verhemelte voor.

De syfilis van de neus verwoest het benige achterste deel van het neustussenschot, waardoor de neusrug inzakt en de zadelneus ontstaat. Deze neusvorm kan echter ook door een ongeval, b.v. bij boksen of bij de geboorte ontstaan. Ook in het harde verhemelte en de keel komen syfilitische verwoestingen voor. In de mond en de keel geeft de syfilis in zijn tweede stadium zeer kenmerkende verschijnselen, nl. de glazige beslagen, die plaques muqueuses genoemd worden. Ook het primairaffect komt aan de tonsillen voor, soms door besmetting met etensgerei. Aangeboren en in zijn latere stadia kan syfilis zeer belangrijke graden van doofheid ten gevolge hebben.

Een zeer beklagenswaardige ziekte, die de lijder sociaal soms onmogelijk maakt, is de stinkneus (ozoena). De lijders eraan verspreiden een walgelijke stank, die zij zelf niet ruiken, omdat hun reukorgaan te gronde gegaan is. Deze stank komt van grote korsten, die zich in hun zeer ruime neusholten vormen. De neusschelpen worden klein — atrofisch — en de slijmvliezen dun en droog. Deze aandoening komt nagenoeg uitsluitend voor bij het armste deel van de bevolking, soms familiair. Ook bij syfilis ziet men ozoena.

Als oorzaak zijn, naast gebrek aan vitaminen en hormonen, verschillende bacteriën aangewezen. De meeste kans schijnt een kapselbacterie te hebben. De behandeling bestaat in het regelmatig verwijderen van de korsten, inspuiting met hoge doses bacterievaccin, of operatief verkleinen van de neusholten.

Een dankbaar werk is de verbetering van neusmisvormingen. Door het inbrengen van ivoor of een beenstukje uit rib of heup kan de zo lelijke zadelneus verbeterd worden. Een te lange neus kan verkort — een kromme of scheve neus recht — en te nauwe of misvormde neusgaten kunnen normaal gemaakt worden.

Neusbloedingen komen meestal uit een gesprongen slagadertje in het slijmvlies van het voorste gedeelte van het neustussenschot. Echter kan ook dieper in de neus een vat barsten. De oorzaak is nogal eens bloeddrukverhoging, nierziekte, bloedziekte of hartziekte. Door samendrukken zo hoog mogelijk van de neusvleugels is de bloeding tot staan te brengen. Afkoeling van de huid geeft reflectorisch een samentrekken van de bloedvaten in de neus, terwijl kachelof radiatorwarmte juist een zwelling van de neusschelpen ten gevolge heeft. Van dit feit kan gebruik gemaakt worden door ijs of koud metaal in de hals of op de neusrug te leggen.

Ook adrenaline, als oplossing in de neus gebracht, geeft een krachtige vaatsamentrekking. Afdoende is meestal het dichtbranden van het bloedende vat. Bij de ziekte van Osler, een erfelijke aandoening van de vaten, vormen zich plaatselijke vaatuitzettingen in de huid en in de slijmvliezen, die tot heftige neusbloedingen aanleiding kunnen geven.

De overgevoeligheidsziekten van de bovenste luchtwegen zijn zeer frequent. Het begrip allergie, voor die toestanden, waarin het lichaam te veel of te weinig reageert op een prikkel, is door von Pirquet ingevoerd en als wetenschap vooral in Amerika verder ontwikkeld. Op dit gebied werken rhinoloog en internist tezamen. De rhinitis vasomotoria, gekenmerkt door heftige niesbuien met veel vochtafscheiding, gaat vaak samen met asthmatische verschijnselen en omgekeerd. Het voorbeeld van een neusallergie is de hooikoorts. De hooikoortslijder is in hoge mate gevoelig voor zelfs enkele korreltjes van het stuifmeel van grassen. Wrijft men in een oppervlakkig huidschrapje een weinig van dit stuifmeel, dan ontwikkelt zich in enkele minuten een grote, jeukende netelroosbult. In het serum van deze patiënten is een antilichaam (reagine) aanwezig, dat bij inspuiting in de huid van een normale proefpersoon dit huidplekje voor enige maanden overgevoelig maakt: passieve overdracht.

De behandeling van de hooikoorts en ook van andere specifieke allergieën bestaat in het inspuiten van stijgende hoeveelheden stuifmeelextract. Bij deze desensibilisatie treedt er in het bloed een antireagine op, waardoor bij passieve overdracht geen reactie meer verkregen wordt. Evenals voor stuifmeel kunnen patiënten overgevoelig zijn voor de meest uiteenlopende inhalatie- en voedingsallergenen: dierenhaar, huisstof, schimmels, meel, ei, enz.

Beroepsallergie komt veelvuldig voor. Onder bakkers b.v. vindt men meelovergevoeligheid bij ongeveer 30%. Zij lijden aan neusallergie, asthma en eczemen. Bij het bakkerseczeem speelt een contactallergie voor de meelverbeteringsmiddelen de hoofdrol.

Bij het allergische onderzoek, de werkwijze om te bepalen voor welke stoffen een patiënt overgevoelig is, maakt men gebruik van eiwitten, verkregen uit de meest uiteenlopende stoffen. Deze worden in droge toestand in huidschrapjes gewreven, of als extracten in de huid gespoten. De positieve reactie bestaat evenals bij de hooikoorts uit een netelroosbult met rode hof. Een dergelijke positieve reactie is echter nog geen bewijs, dat het desbetreffende allergeen de ziekteoorzaak is. Zo komen positieve pollenreacties zonder manifeste hooikoorts vaak voor. De anamnese en het resultaat van onze therapie, nl. verwijderen van het allergeen uit de omgeving, dieet of desensibilisatiekuur moeten de doorslag geven.

Bij neusallergie geeft het ‘branden’ van de neusschelpen vaak tijdelijke verbetering. Ook medicamenten als adrenaline, efedrine enz., inwendig als injectie of als neusdruppels gebruikt, zijn zeer werkzaam. De onspecifieke behandeling van allergie geschiedt met bacterievaccins, tuberculine, zwavelinjecties, soortvreemd eiwit, calciumpraeparaten e.d.

Tot de interne geneeskunde behoren talrijke andere ziekten, waarvan de allergische natuur bewezen is of aangenomen wordt. Diarrheeën door melk zijn bekend, evenals netelroos, de vluchtige oedemen van Quincke en migraine, na het gebruik van bepaalde voedingsmiddelen als kreeft, vis of noten.

In een groot aantal gevallen is de allergische natuur door het bovenbeschreven allergische onderzoek niet te bewijzen. Het is evenwel mogelijk, dat splitsingsproducten van de voedingsmiddelen, die in de darm ontstaan en door de lever doorgelaten worden, hiervoor aansprakelijk zijn. Voor de verklaring van een groot aantal aandoeningen — waaronder rheuma, nierontsteking en blindedarmontsteking — heeft de kennis der allergie en van de haardinfecties nieuwe gezichtspunten geopend. Vooral het Schwartzmann-faenomeen is hier van belang. Schwartzmann spoot een bacteriefiltraat in de huid en gaf 24 uur later een tweede intraveneuze injectie met hetzelfde of een ander fikraat. Er ontstond dan op de plaats van de eerste injectie een heftige reactie, soms zelfs met weefselversterf.

Men kan zich nu naar analogie voorstellen, dat een bacterie ergens in het lichaam een dergelijke locale overgevoeligheid verwekt, b.v. in een gewricht, en dat van een infectiehaard uit, b.v. van de tonsillen, de bijholten of het gebit, toxinen of kiemen in de bloedcirculatie komen. Het gevolg zal dan een heftige reactie in het gewricht zijn.

Er is geen deel van het menselijke lichaam dat in zo grote mate de aandacht van de operateur vraagt als de keelamandelen en de adenoiede vegetaties en er zijn maar weinig operatieve ingrepen die zo goede resultaten geven. Bij recidiverende keelontsteking, abscessen, rheuma, nierontsteking en andere haardinfecties, tevens als de tonsillen te groot zijn, is operatieve verwijdering noodzakelijk. De bezwaren van te grote en ontstoken adenoiede vegetaties zijn: belemmerde neusademhaling en hierdoor snurken en slapen met open mond, slecht leren, doorlopend verkouden zijn, doofheid en oorontsteking. De adenotomie betekent bij zulke patiënten niet alleen het behoud van het oor, maar verbetert de gehele constitutie en psyche van het kind . Vrij algemeen wordt thans bij kinderen de methode van Sluder gebruikt, waarbij de tonsillen in hun geheel weggenomen worden. Bij te grote tonsillen zonder ontstekingsverschijnselen, wordt ook wel de tonsillotomie toegepast, waarbij een deel van de tonsil wordt afgeknipt. Bij volwassenen worden de tonsillen na locale verdoving met het mes en andere instrumenten uitgepeld . De vraag wordt vaak gesteld of het wel verantwoord is, om een orgaan in zijn geheel te verwijderen en of hiermede niet tevens een belangrijke functie van dit orgaan zou komen te vervallen.

Nu is het nimmer gebleken, dat er na of door de tonsilectomie storingen of uitvalverschijnselen optreden. Wel is het mogelijk, dat de tonsillen een rol spelen bij het onschadelijk maken van micro-organismen. Immers, bij steriel gekweekte embryonen ontwikkelt zich dit weefsel niet. Er is echter een dusdanige overmaat van adenoied weefsel in de keel en in de spijswegen aanwezig, dat een dergelijke functie waarschijnlijk voldoende verzorgd blijft. In ieder geval is het statistisch nimmer gebleken, dat er na adeno-tonsilectomie een grotere vatbaarheid voor infectie bestaat: integendeel, deze vatbaarheid is juist verminderd. Deze overwegingen mogen echter nimmer aanleiding geven tot het lichtzinnig zonder degelijke redenen uitvoeren van de adeno-tonsilectomie. De gevaren van elke keeloperatie — nabloeding, wondkoorts, longontsteking enz. — blijven bestaan.

Gezwellen komen in het gebied van de neus, de keel en het oor niet vaker voor dan elders. Een speciale plaats neemt het neus-keelfibroom (fibroom = bindweefselgezwel) in. Dit ontwikkelt zich in de jeugd bij jongens en gaat na de puberteit spontaan terug. Het groeit zeer sterk en dringt door tot in de hersenen, achter het oog en door de neusbijholten tot onder en boven de jukboog. Typisch zijn heftige bloedingen, die operatieve verwijdering riskant maken.

Naast griep en verkoudheid is keelontsteking (angina) de meest voorkomende ziekte. Bij de gewone angina zijn de tonsillen en de bogen van de tonsilnis rood, gezwollen en pijnlijk. Er kunnen zich in de tonsilcrypten (crypta = nis) witte etterproppen vormen: angina lacunaris. De amandelproppen bij de slepende tonsilontstekmg hebben vaak een zeer onaangename lucht, die soms afdoende reden is voor tonsilectomie. Bij de faryngomycosis (leptothricia), een onschuldige schimmelaandoening, vormen zich witte heuveltjes op de tonsil.

Bij heftige ontsteking kan de tonsil gedeeltelijk in versterf overgaan: angina necroticans (necrose = versterf). Bij bloedziekten, vooral bij de agranulocytose, een ziekte van de witte bloedlichaampjes, die na het gebruik van bepaalde geneesmiddelen kan optreden, ziet men deze zware keelontstekingen. De ziekte is echter tot de tonsil beperkt, in tegenstelling tot de difterie, waar de witte membranen zich ook op de bogen, het verhemelte en de achterwand van de keel uitbreiden. Het bacteriologische onderzoek moet echter in twijfelgevallen steeds de doorslag geven. Roodvonk begint eveneens met angina. Ook de klierkoorts van Pfeiffer kan moeilijkheden geven.

Hier moeten het bloedbeeld, nl. toeneming van de rondkernige witte bloedlichaampjes (monocytenangina) en de serumreactie van Brunnel de doorslag geven. De angina van Plaut-Vincent is gekenmerkt door een diepe zweer in de tonsil, waarin men spirochaeten en fusiforme bacillen aantreft. Meestal geneest deze zweer gemakkelijk. Met syfilis heeft deze ziekte niets te maken. Ook kan de spirochaet van Plaut-Vincent epidemieën van mond- en tandvleesontsteking ten gevolge hebben.

Als verwikkeling van de angina komt het peritonsillaire absces veel voor. Insnijding is hierbij een dankbare ingreep. In ernstige gevallen wordt de tonsil in dit stadium weggenomen: tonsilectomie à chaud. Een ernstige ziekte, die nogal eens miskend wordt, is de postangineuze pyaemie. Deze treedt op, als de angina bijna genezen is, door ontsteking van de afvoerende bloedvaten, waarbij etter in het bloed komt. Hoge springende koortsen met koude rillingen zijn het gevolg. Onderbinding Van de grote bloedlciders in de hals en verwijdering van de zieke tonsillen is hier nodig.

Kanker van de ingang van de slokdarm naast het strottenhoofd is voor operatieve verwijdering moeilijk toegankelijk. Evenwel worden er zeer goede resultaten verkregen met intensieve röntgenbestraling volgens de richtlijnen aangegeven door Coutard. Een eigenaardige ziekte, die nogal eens in kanker eindigt, is door Plummer en Vinson beschreven. De lijders aan deze ziekte hebben bloedarmoede, kleine mond met rhagaden en slikbezwaren. Vast voedsel kan de slokdarm niet passeren. Behandeling van de bloedarmoede met ijzerpraeparaten en rekken van de slokdarm zijn hier noodzakelijk.

Ook krampen in de overgang van de slokdarm naar de maag (cardiospasmus) worden met endoscopische rekking behandeld, evenals de littekenvernauwingen, die ontstaan door verbranding van de slokdarm, b.v. met loog. Met deze rekkingen bij loogverbranding moet spoedig begonnen worden.

Het strottenhoofd is te vergelijken met een doos, waarin de stembanden tussen deksel en bodem uitgespannen zijn. Een ingewikkeld systeem van spiertjes en banden maakt de spanningswisselingen, die voor de toongeving nodig zijn, mogelijk. De luchtweg van de neus naar het strottenhoofd kruist in de keel de spijsweg van mond naar slokdarm. Het verslikken wordt voorkomen, doordat het strottenklepje de luchtweg kan afsluiten.

Acute strottenhoofdontsteking (laryngitis) komt bij verkoudheid, keelontsteking en bronchitis voor. De slepende stembandcatarrh is vaak een beroepsziekte. Ook verdikkingen van de stembanden, zingknobbeltjes, vindt men nogal eens bij zangers, onderwijzers, advocaten, enz.

Tuberculose van de larynx is een veel voorkomende verwikkeling van de ernstige long-t.b.c. Heesheid en slikpijnen zijn de voornaamste verschijnselen. De slikpijnen kunnen verholpen worden door het inspuiten van de gevoelszenuw van het strottenhoofd met alcohol. Stemrust is hier aangewezen. De genezing is echter in hoge mate afhankelijk van de toestand van het longproces. Streptomycinebehandeling geeft hier uitkomst. Ook syfilitische zweren en woekeringen komen in het strottenhoofd voor.

Goedaardige gezwellen van de stembanden, stembandpoliepen hebben heesheid ten gevolge. Zij vormen een dankbaar object voor de keelarts, in directe of indirecte laryngoscopie te verwijderen. Holten gevuld met vocht (cysten) en luchtzakken in en naast het strottenhoofd zijn zeldzaam.

Gevreesd zijn de kwaadaardige gezwellen van de stembanden. Evenals alle stembandaandoeningen verraden zij zich snel door heesheid. Wanneer elke heesheid die langer dan één week duurt onder deskundige ogen kwam, zou juist bij de stembandkanker menige patiënt te redden zijn.

Door operatieve behandeling, waarbij het strottenhoofd gespleten en het gezwel, eventueel met een gedeelte van het strottenhoofd, weggenomen wordt, is de prognose gunstig. Nabestraling met röntgenstralen mag echter niet nagelaten worden. Is het gezwel reeds te ver doorgegroeid, dan kan alleen volledige verwijdering van het strottenhoofd redding brengen. Een patiënt zonder strottenhoofd kan zich nog verstaanbaar maken door klanken in de mond te vormen met opgeboerde lucht: oesofagus-spraak. De verlamming van de slikspieren en ook van de stembanden komt vaak voor bij difterie. Maar ook kunnen deze verlammingen het gevolg zijn van een onderbreking ergens in het verloop van de motorische zenuw en wel öf in de schedelholte óf bij hun uittreden uit de schedel óf in hun verloop naast de keel- en luchtpijp.

Door krop, longgezwel, slokdarmgezwel, verwijding van de lichaamsslagader, t.b.c., syfilis of vergiftigingen, kan de belangrijkste motorische zenuw van het strottenhoofd beschadigd worden. Deze zenuw loopt nl. met de tiende hersenzenuw (nervus vagus) tot in de borstkas naar beneden en buigt zich dan om de lichaamsslagader heen naar boven, tussen slokdarm en luchtpijp in. Eenzijdige beschadiging van deze zenuw heeft heesheid ten gevolge. Bij dubbelzijdige onderbreking kan de stemspleet zo vernauwd worden, dat luchtpijpsnede noodzakelijk is.

Deze organische verlammingen moeten onderscheiden worden van de hysterische verlamming, waarbij de patiënt gewoonlijk plotseling een hese, klankloze stem na een emotie verkrijgt. De bewegingen van de stembanden zijn hier ongestoord, maar zij worden niet naar behoren tegen elkaar gehouden. Suggestie, b.v. met behulp van het electriseerapparaat, kan hier wonderbaarlijke genezingen tot stand brengen.

De stemzwakte, het stotteren, slissen en andere spraakstoringen worden met systematische oefeningen onder leiding van de spraakleraar behandeld.

Nederland heeft in vergelijking tot andere landen het kleinste aantal doofstommen, nl. slechts 40 op 100 000. Doofstomheid is in een belangrijk aantal gevallen een erfelijke aandoening. Daarbij trouwen doofstommen gaarne onderling, omdat zij elkander met de gebarentaal goed begrijpen. De overige gevallen ontstaan door cretinisme, nekkramp, aangeboren syfilis, slepende oorontsteking en in de laatste jaren als resten van door penicilline en streptomycine genezen meningitis. Onlangs is ook gewezen op de gevolgen van het doormaken van rode hond (rubeola) in de eerste zwangerschapsmaanden. De kinderen van deze moeders zouden dan nl. in een zeer hoog percentage geheel doof ter wereld komen en daarbij met oogcataract (troebel worden van de lens).

Voorbehoedende seruminjectie bij zwangere vrouwen met rode hond is dan ook een gebiedende eis. De erfelijk doofstommen bezitten vaak gehoorresten, die evenals soms bij de voortschrijdende binnenoordoofheid, in het audiogram van beide oren merkwaardig symmetrisch zijn.

Het doofstommenonderwijs wordt in Amsterdam, Groningen, St Michielsgestel, Voorburg en Rotterdam gegeven. Hoe jonger het onderwijs begonnen wordt, des te beter zijn de resultaten. Door Bárczy is het vibratiegevoel bij dit onderwijs met succes betrokken.

H. A. E. VAN DISHOECK
H. Burger, Leerboek der ziekten van oren, neus, mond, keel, slokdarm en lagere luchtwegen, 6de dr. 1947.
G. Laurens, Précis d'oto-, rhino-, laryngologie, 2de dr.
1940.

Ch. Jackson and Ch. L. Jackson, Diseases of the Nose, Throat and Ear, 1946.

F. K. Hansel, Allergy of the Nose and Paranasal Sinuses, 1936.
A. Denker und O. Kahler, Handbuch der Hals-, Nasen-, Ohrenheilkunde, 9 dln 1929.

Cl. F. Werner, Das Labyrinth, 1940.

< >