De behandeling van wonden In de voorafgaande hoofdstukken is al uiteengezet, dat de genezing van een wond door verschillende hierop inwerkende krachten vertraagd kan worden. Als zodanig zijn vermeld de wondinfectie, het binnendringen van vreemde voorwerpen in de diepte van de wond en de stoornissen in het weerstandsvermogen van de patiënt.
Wonden, die bij operaties gemaakt worden, verkeren, wat althans de beide eerstgenoemde factoren betreft, onder de gunstigste omstandigheden. Door aseptische en antiseptische maatregelen kan het ontstaan ener wondinfectie in vele gevallen voorkomen worden.
Bij de z.g. aseptische operaties, zoals b.v. de operatie van een liesbreuk of het hechten van een beenbreuk, behoort een wondinfectie gelukkig tot de grootste zeldzaamheden. Maar lang niet altijd heeft men met aseptische operaties te doen.
Bij de operatieve behandeling van aandoeningen, die zelf door infectie veroorzaakt of verergerd zijn, b.v. de blindedarmontsteking, een ontstoken galblaas met stenen, zijn wondinfecties vaak niet te vermijden. Worden bij de operatie holle organen, zoals het maagdarmkanaal, geopend, dan is de kans op wondinfectie onmiddellijk veel groter, omdat de darminhoud talloze bacteriën bevat, die daar meestal geen kwaad doen, maar zeer gevaarlijk kunnen worden, als zij buiten het maagdarmkanaal geraken.
Bij dergelijke operaties is het een zaak van techniek om de verspreiding dier bacteriën tot een minimum te beperken. In het algemeen echter kan men zeggen, dat de heelkundige bij zijn operatieve werk, natuurlijk onder inachtneming van de strengste maatregelen, de wondinfecties kan voorkomen of althans tot een zeer klein aantal kan beperken.
En lijkt de kans op wondinfectie groot, dan zijn er nog bijzondere maatregelen mogelijk, zoals het inbrengen van gummibuisjes of het slechts gedeeltelijk dichthechten van de wond, om het operatieterrein te draineren en de te verwachten infectie alvast gelegenheid te geven tot afvloeiing naar buiten.Heel anders staat het met de ongevalsverwondingen, die veelal direct bij het ontstaan der wond door het inwerkende geweld geïnfecteerd worden. Nu zijn natuurlijk de infectiekansen afhankelijk van wat er bij het ongeval gebeurd is. Het is zonder meer duidelijk, dat een wond, die ontstaan is door een ongeval op straat en met straatvuil verontreinigd is, veel groter kans loopt ernstig geïnfecteerd te raken dan een steek met een schoon mes. Het is daarom voor de behandelende arts van groot belang om te weten, wat er bij het ongeval gebeurd is. De ongevalsverwondingen zijn tegenwoordig veel erger dan vroeger. De oorzaken daarvan zijn een gevolg van het moderne leven met zijn ver doorgevoerde techniek op alle mogelijke gebieden.
De ongevallen in fabrieken, waar immers bijna alles machinaal geschiedt, de ongevallen bij het snelverkeer met zijn vele auto’s, de spoorwegongevallen, de sportongevallen (bij motor- en skisport) geven ernstige verwondingen met grote infectiekansen, terwijl de moderne oorlogsverwondingen niet alleen door de verminking, maar ook door de daarmee gepaard gaande zware infecties tot de ernstigste ongevalsverwondingen behoren, die er bestaan . In het algemeen zijn alle verwondingen, die verontreinigd zijn met straatvuil en met mest (landbouwverwondingen!), als gevaarlijk te beschouwen. Zeer gevaarlijk zijn ook de verwondingen, die artsen en hun helpers bij operaties kunnen oplopen. Het gebeurt gelukkig zelden, maar toch zijn af en toe chirurgen overleden, doordat bij een operatie in een geïnfecteerd terrein een der instrumenten een minimale verwonding aan de handen veroorzaakt had.
Het is dus van het grootste belang, bij de ongevalswonden maatregelen te nemen om de infectie te bestrijden. Men kan er niet meer mee volstaan, op een ongevalswond een verband te leggen zonder meer. Dat is een eerste-hulpverlening, maar geen moderne wondbehandeling.
De bacteriën, die bij het ongeval in de wond komen, zijn op dat ogenblik nog niet giftig. Zij hebben enige tijd (incubatietijd) nodig om tot ontwikkeling te komen (meestal 12-24 uur) en eerst dan pas ontstaat het ziektebeeld der infectie. De meeste wonden zijn dus in de eerste uren na het ongeval wel bacteriologisch, maar niet wat hun verschijnselen betreft, als geïnfecteerd te beschouwen en als men tijdig de juiste maatregelen treft, dan kan men in vredestijd in vele gevallen (ongeveer 85%) de ziekteverschijnselen der infectie voorkómen en bij oorlogsgewonden althans in hun ernst beperken.
Men kent bij ongevalswonden de volgende vormen van wondinfecties'.
A. het meest ziet men de etterige infectie door stafylococcen of streptococcen, en
B. de rottingsinfecties, meestal door colibacteriën, bij verontreiniging met straatvuil en mest;
C. de gasvormende infecties, die de weefsels doen wegrotten onder vorming van gas met een weeë geur. Deze infecties zijn uiterst gevaarlijk. Men ziet ze zelden in vredestijd, meestal alleen bij oorlogsverwondingen;
D. de infectie met tetanus, wondstijfkramp. Deze infectie dreigt te ontstaan bij alle verwondingen, waarbij aarde of straatvuil tot diep in de wond is geraakt. Zowel in vredestijd als in oorlog komt deze infectie voor, die zo ernstig is, dat de sterfte hieraan zelfs met de moderne behandeling in vredestijd gerekend wordt op 30-40% en in de oorlog op 60-70%. Het gevaar voor tetanus is het
grootst in landbouwgebieden met hun bemesting; op zandbodem en in het hooggebergte komt de ziekte veel minder voor. Bij tetanus krijgt de patiënt spierkrampen, die meestal in de kauwspieren beginnen. Het eerste verschijnsel is dan ook, dat de patiënt zijn mond niet meer kan opendoen. Onder verschijnselen van uitputting met hoge koorts en soms zelfs door verstikking ten gevolge van kramp der ademhalingsspieren gaat de patiënt in betrekkelijk korte tijd te gronde. Het is dus dringend geboden, om bij ongevalswonden, die met aarde of mest verontreinigd zijn, naast de wondbehandeling, die, zoals nog zal worden aangetoond, het voornaamste bestrijdingsmiddel is, bijzondere maatregelen te nemen om het uitbreken van de tetanusziekte te voorkomen. Het middel daarvoor is de profylactische (profylaxis betekent voorkoming van ziekten) toediening van antitetanusserum, dat zo spoedig mogelijk na het ongeval onder de huid wordt ingespoten en dat de afweerkrachten van de patiënt verhoogt door zijn gehalte aan tegengiffen tegen de toxinen der tetanusbacillen.
Het voorkomen der ziekte is van het grootste belang, want is de ziekte eenmaal uitgebroken, dan is niettegenstaande alle behandeling de sterfte zeer hoog. Hoe eerder de ziekte na het ongeval uitbreekt, m.a.w. hoe korter de incubatietijd is, waarin de bacteriën tot ontwikkeling en giftigheid komen, des te groter is de sterfte. Bij een incubatie van minder dan 10 dagen bedraagt deze 73%; in vele gevallen met een incubatie van meer dan 10 dagen nog 40%.
Om het uitbreken ener infectie in een verse wond te bestrijden, beschikt men over twee middelen: de operatieve wondbehandeling en daarna de volstrekte rust van de wond. De bacteriën, die bij het ongeval in de wond zijn geraakt, zijn, zoals reeds besproken is, alleen in de eerste uren na de verwonding nog ongevaarlijk. Bij de operatieve wondbehandeling streeft men er naar deze bacteriën, die zich voorlopig nog alleen in de oppervlakkige lagen van de wond bevinden, zoveel mogelijk te verwijderen door het uitsnijden van de huidranden en van de oppervlakkige lagen in de diepte der wond. Hoe eerder dus de wondbehandeling geschiedt, en hoe radicaler de wonduitsnijding mogelijk is, des te groter is de kans op vermijding van wondinfecties. De doeltreffendheid der behandeling hangt dus af van de ernst van de verwonding. Een totale wonduitsnijding tot in gezond weefsel is alleen mogelijk bij oppervlakkige wonden.
Het is natuurlijk onmogelijk om een grote scheurwond, waarbij in de diepte nog versplinterd bot ligt, door wonduitsnijding kiemvrij te maken, maar de operatieve wondbehandeling kan wel een groot deel van de binnengedrongen bacteriën verwijderen en de gevaren der in de diepte achtergebleven kiemen belangrijk verminderen door van de onregelmatig gevormde, gekneusde en verontreinigde scheurwond met de zo gevaarlijke uitbochtingen en nissen in de diepte een zuivere wond te maken met gladde wondranden en met goede mogelijkheid tot afvoer van ontstekingsproducten en door de binnengedrongen vreemde voorwerpen te verwijderen. De operatieve wondbehandeling kan nog ondersteund worden door het overgieten van de wond met antiseptische vloeistoffen, zoals trypaflavine, rivanol, 5%-joodtinctuur en door de toediening van sulfonamiden per os en penicilline per injectie {antiseptische wondbehandeling). Na beëindiging van de operatieve wondbehandeling geeft men de wond volkomen rust, bij arm of been zelfs met een spalkof gipsverband. Bijzondere vermelding verdienen de steeken schotverwondingen van de borst- en de buikholte [i]