I. kromtrekken;
II. 1. doen kromtrekken; fig een verkeerde richting geven aan; verdraaien; 2. scheren [op weefgetouw]; 3. verhalen, werpen;
III. 1. kromtrekking; 2. schering; 3. werptros; 4. fig afwijking, vooroordeel; warp and weft, warp and woof, schering en inslag.