I. toon, klank; tint, schakering; spanning; stemming; take that tone, zo'n toon aanslaan; in a low tone, op zachte toon; with a tone, op zangerige toon;
II. stemmen; tinten; kleuren; tone down, lager stemmen; temperen, verzachten; tone up, hoger stemmen; opwerken [kleuren]; op hoger peil brengen; opkikkeren;
III. harmoniëren; tone down, verflauwen; tone to apricot, zacht overgaan in, zwemen naar; tone well with, goed komen bij.