Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 13-04-2022

tide

betekenis & definitie

I. 1. (ge)tij; vloed; stroom; 2. tijd; full tide, high tide, hoog tij, hoogwater; low tide, laag tij; neap tide, doodtij; work double tides, dag en nacht werken;

II. met de stroom (het getij) meevaren, -drijven;

III. op de stroom (het getij) meevoeren; tide over the bad times, de slechte tijd (helpen) dóórkomen, over.., heenkomen of -helpen.

< >