Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

stir

betekenis & definitie

I. bewegen, in beweging brengen; verroeren; (om)roeren, roeren in, porren in, oppoken [het vuur]; fig aanporren [iemand]; aanzetten; gaande maken; stir one’s blood, iemands bloed sneller doen stromen, iemand wakker maken, in vuur doen geraken; without stirring a finger (hand), zonder een vinger uit te steken (om te helpen); stir one to frenzy, iemand razend maken; stir up, omroeren, roeren in, oppoken; fig 1. in beroering brengen; 2. aanporren, aanzetten; stir up mutiny (strife), oproer (onenigheid) verwekken;

II. (zich) bewegen, zich (ver) roeren; in beweging komen of zijn; opstaan (des morgens); not a breath is stirring, er is (zelfs) geen zuchtje; Mr. A is not stirring yet, is nog niet bij de hand, nog niet op; he didn’t stir, hij bewoog zich niet, hij verroerde geen vin; hij gaf geen kik; stir abroad, (de deur) uitgaan, op straat komen (ook: stir out of the house, stir out);

III. beweging, geanimeerdheid; drukte; opschudding, beroering; give it a stir, pook (roer) er eens in; make a (great) stir, opschudding veroorzaken, opzien baren, (heel wat) sensatie maken; he didn’t make a stir, hij verroerde geen vin; hij gaf geen kik; there was no stir in the house, niets (niemand) bewoog zich, roerde zich.

< >